Sp M 7j s’r Waarland, september 2004. 40 Figuratief in de stijl van de Bergense School. Bewaarde schoonheid Na de oorlog voelde Piet dat hij zijn le ven een andere draai moest geven. Hij verhuisde naar Bergen, waar hij alles vond waar zijn hart naar uitging. Hij kon er bij schildersbedrijf Beukers aan het werk, werd lid van de Federatie Kunstenaars centrum Bergen, kreeg les van Jaap Min en had contacten met schilders als David Kouwenaar, Jaap Sax en Friso ten Holt. Zijn superieuren waren onder de indruk van zijn kunstuitingen en gooiden het met hem op een akkoordje. In ruil voor een schilderij kon hij met verlof naar Neder land. Wel moest hij beloven dat hij terug zou keren; als hij dat niet deed dan werd een andere man daarvan de dupe. Uitermate treurig vond hij het toen hij in het laatste oorlogsjaar aan het werk werd gezet om plaatsnaambordjes te schilderen die gebruikt zouden worden bij het Arden nenoffensief. De kunstenaar in Piet Rohof voelde zich in zijn fantasie geknecht. Op mooie plekjes in Bergen en de Grote Kerk in Alkmaar, waar de rust hem se reen omarmde, kon hij zich ten volle wij den aan zijn passie. Bij zijn natuurschil deringen is het alsof je de zachte bries in het riet langs je armen voelt strijken, de geuren van de ‘zoenebloemen’ ruikt en deel uitmaakt van het geheel. Naast zijn oorspronkelijk werk schilderde hij figuratief en hield hij de stijl van de Bergense School aan. In die tijd ging hij met Karel Colnot, die in financiële moei lijkheden verkeerde omdat hij geen werk verkocht, de boer op om voor diverse toneelverenigingen decors te schilderen. In 1948 ging hij eens met zijn vriend Cor Boots een avondje op stap. Het Wapen van Heemskerk, een favoriet ontmoetingscentrum voor jongelui, was hun bestemming. Daar ontmoette hij Willie van der Linden, van wier schoon heid hij stevig onder de indruk raakte. Maar hij niet alleen, want zijn eerste toenaderingspoging liep uit op een hand gemeen met onbekende rivalen. Na die eerste ontmoeting volgden er nog vele en op 13 mei 1949 werden Piet en Willie in de Sint Laurentiuskerk te Alkmaar in de echt verbonden. Het prille paar ging wonen in de Baanstraat in Alkmaar op een kamer van drie bij drie meter. In 1951 werd hun eerste kind Anneke geboren en het jaar daarop zoon Ton. Piet was geen handelsman en dacht er geen moment aan om zijn schilderijen voor geld te verkopen. Bij Van Lieshout, een groot schildersbedrijf in Alkmaar, kon hij zijn vakmanschap prima toepassen. ‘Op het handje’ toverde hij met kwast en verf teksten en figuren op reclameborden en auto’s. Vanaf die tijd voegde de kunstenaar, die op zeker speelde nog maar sporadisch een kunstwerk aan zijn collectie toe, omdat hij wist dat hij van de schilderkunst zijn gezin niet kon onderhouden. In hun woning in Beverwijk loopt hij moeizaam met zijn vrouw en mij door de vertrekken. Glimlachend. Stilstaand bij ieder schilderij. Complimenten bescheiden werend. Piet Rohof, een kunstschilder zonder decorum. 4 yJ

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2004 | | pagina 40