KOOL OM TE BEWAREN Piet Kleverlaan 14 De teelt van sluitkool is in onze omgeving al generaties lang heel belangrijk. Tot het midden van de vorige eeuw kende het telen en bewaren van kool een vast patroon. De laatste tijd is het werk rond de teelt van bewaarkool, zoals zoveel zaken in het dagelijkse leven, ingrijpend veranderd. Wat gebleven is zijn de weersinvloeden en de harde wet van vraag en aanbod met zijn schommelende marktprijzen. Waterhozen op de plantenbaan. Veranderende vraag De Waarlandse klei is uitermate geschikt voor het telen van kool. De bewaar- of dorschkool wordt in het najaar geoogst, opgeslagen en in de loop van de winter verkocht. Oudere tuinders weten zich te herinneren, dat er vroeger - anders dan vandaag de dag - meer rode dan witte bewaarkool werd verbouwd. Een krantenbericht uit december 1924 geeft dit ook aan. Waarland. - Inventarisatie stapelgoederen - Bij de laatstgehouden inventarisatie waren bij de leden van den Tuindersbond Harenkarspel- Oost aanwezig: 220 wagons roode kool, 9 wagons gele kool, 73 wagons Deensche witte, 3Y2 wagons uien en 30 wagons peen. Na zo’n 6 weken waren de planten groot genoeg om ze te plukken. Dit gebeurde na dat de tuinder de plantenbaan met een hozer flink nat had gegooid. Zo kon hij de planten gemakkelijker plukken en de baarden (kleine wortels) werden niet of nauwelijks beschadigd. Het was een secuur werkje waar enige vaardigheid voor nodig was. De planten gingen in bosjes van 50 stuks met het blad naar buiten in houten potersbakken. Afhankelijk van de grootte deed men 800 tot 1000 plantjes in één bak. De planten werden met een vochtige jutezak afgedekt om uitdrogen tegen te gaan. Over het algemeen plukte de tuinder niet meer planten dan er in een ochtend of middag konden worden gezet. Hij bracht ze zo snel mogelijk naar de akker, waar de aangever en planter aan de slag gingen. voorkomen dat de verschillende soorten zich met elkaar zouden vermengen. In de zomer werd het zaad gedorst en bewaard in een jutezak. Deze hing op zolder bij de schoorsteen en werd elke dag even door elkaar geschud. Tuinders, die geen zaad teelden, kochten het bij andere tuinders of bij zaadhandel Beemsterboer in Warmen huizen, Broersen in Tuitjenhorn of Jacob Jong in Noord-Scharwoude.Van eind maart tot half april werd eerst het zaad van rode- kool en daarna dat van de witte uitgezaaid. Dit gebeurde op een plantenbaan, vaak een klein deel van een akker dichtbij een sloot. Er waren ook tuinders die planten onder platglas teelden, de zogenoemde bak- planten. En degene die geen plantenbaan of platglas had, bestelde de planten bij Willem Dekker Hz., Dirk Bekker of de weduwe van Klaas Zutt. De koolplanten die zij in hun druivenkassen kweekten werden gele verd aan tuinders in de wijde omgeving. Wisselteelt De polders waren nog niet verkaveld en bestonden uit vele akkers omringd door sloten of slootjes. Een akker die bebouwd werd, moest elk jaar worden geploegd en geëgd. Koolzaad en platglas Een deel van de tuinders in Waarland en de Slootgaard kweekte zelf koolzaad. Ge durende de winter bewaarden ze in de koolboet een twintig stuks kool van goede kwaliteit op de struk. Deze zetkool werd in het voorjaar geplant en kruiselings ingesneden. In juli begon deze kool door te schieten. Er kwamen gele bloempjes op en als die door insecten waren bestoven en vervolgens waren uitgebloeid, groeiden die uit tot zaad. Met de plaatselijke afdeling van de LTB maakte men afspraken over de plek waar het zaad van rode- en van wittekool kon worden geteeld. Dit om te

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2004 | | pagina 14