lm I g 5 W 25 Arie Komen schreef deze briefkaart aan zijn familie op 16 maart 1940. ringsloot worden gesloopt. Een deel van de bestaande ringsloot van de Heerhugo- waard werd rechtgetrokken en verbreed. Ook vader Komen kreeg te maken met deze veranderingen. Het kanaal deelde zijn land in tweeën. Verder bouwde men een nieuwe spoorbrug en ‘Hogebrug’. Dit waren flinke verbeteringen voor de Waarlanders. Het gezin Komen leefde zoals zoveel ge zinnen: sober, zonder uitspattingen en zeer godsdienstig. Trouw ging men elke zondag naar de kerk, de eerste jaren lopend naar ’t Veld en vanaf 1919 met de schuit naar de parochiekerk in eigen dorp. Pastoor Vollering kwam graag bij de familie over huis. Klaas en Anna wisten veel van poli tiek en praatten hierover met hem. Na afloop speelde Vollering een potje schaak met Klaas. Zoon Piet wilde graag priester worden en ging op studie bij de paters in Cadier en Keer. Tot verdriet van vader en moeder kwam hij na ruim zes jaar weer thuis. Piet zocht een baantje en trouwde in 1933. Klaas Komen had naast zijn tuinderij ook enkele koeien en wat varkens. Zoon Jacob werd op zijn 15e ongelukkig, kon geen zwaar werk doen en ventte met tex tiel. Arie ging te werk en Cor had het in zijn rug. Waar mogelijk hielp hij, maar het meeste werk was voor vader. Arie vervolgde: In Hilversum bleven we tot 10 mei 1940. Ik was die dag jarig en wilde naar huis. Dat ging niet door. Via de radio hoorden we dat de Duitsers ons land waren binnengevallen. Met een paar auto’s werden we naar Soesterberg gebracht en enkele dagen later naar de Grebbeberg. Bang of toch? Maandag 28 augustus 1939, Waarlandse kermis. Op elektriciteitspalen werden grote rode plakkaten gehangen. Vermeld was dat elke dienstplichtige soldaat met klein verlof zich moest melden bij zijn kazerne. Zo ook Arie Komen. In 1984 schreef hij: ’Ik zag zo’n plakkaat bij Keet. Echt bang was ik niet, want er was geen oorlog. Ik kon niet thuisblijven, want dan kwamen ze je halen. Ik zat bij een Rode Kruis groep, had geen geweer en hoefde niet te vechten. Moeder was erg bang dat me wat zou overkomen. De volgende dag ben ik met een aantal Waarlanders met een auto naar het station in Schagen gegaan. Ik moest naar Bodegraven. We sliepen hier in een school met zo’n zestig man op stro. Enkele maanden later verhuisden we naar Hilversum en werden ondergebracht in een groot huis. Eind februari ben ik nog een paar dagen naar huis geweest, omdat mijn vader aan de gevolgen van een beroerte was overleden.’ 4^ - ff ZZ ff j/'r /frfffft 3ff/

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2004 | | pagina 25