21
’De ribben waeren langh
recht off, als een pees over
een boogh, enz.’
Fragment uit het verslag van
Reyer van den Bijl, secretaris
en penningmeester van de
Niedorper Kogge.
Een walvis boven water
Het moet een complete verrassing
zijn geweest, maar secretaris Van den
Bijl schreef als nuchtere West-Fries:
In ’t graeven van welcke colcken door
de voorseide Braecken, soo is in ’t
diepste van den grond van ’t meercken
ofte Braecken in de maent juny 1654,
drie a vier spit in de aerde, in ’t sand
ontdeckt ende gevonden, ’t geraemte van
een walvisch, noch in order leggende
als daer bevallen sijnde, hoewel
alle gebeente niet compleet waren,
maer het halsbeen ende vier ribben
aangepakt. Ten oosten van Lutjewinkel
werd vanuit de Cromme Gouw door het
in 1632 drooggelegde meertje de Braken
een onder- en bovenkolk gegraven en
werd in de Westfriese Omringdijk een
zeesluis gemaakt. Reyer van den Bijl,
secretaris en penningmeester van
de Niedorper Kogge, maakte er
nauwgezet verslag van: het graeven tot
de zeedijck toe, in welcke een dubbelde
duyckersluys wierde geleyt, wijt vier en
twintich voeten, langh vijff en sestich,
en hoogh twaelff en een halve voet. Hij
beschreef het graven van de molengang
met de dijken welke daar langs werden
aangelegd en daer op vijff achtcante
watermolens sijn gestelt, welcke soo veel
hooger sijn gestelt als de poldermolens,
dat sij ’t water opmaelen tegen de hoogte
van den zee. In zijn verslag maakt hij
er melding van dat de kosten wellicht
de f70.000 te boven zullen gaan, welke
over de landen hemelsbreete werden
omgeslaegen, bij termijnen van een
daelder per gers.
gevonden.
Om zijn onderzoek af te ronden had
hij de ribben gemeten en noteerde: de
ribben waeren langh recht aff, als een
pees over een boogh, seven voeten, het
halsbeen daer de cop in gedraayt hadde,
dwars aff gemeten, ontrent drie voeten,
hoogh ontrent ander halff voet, ende
waeren de ribben soo hart als ebbenhout,
soe dat men daer in niet boren conde.
De secretaris had over de vondst verder
zo zijn eigen gedachten. Hoe de vis daar
ooit was gekomen? Daarvan was hij
niet helemaal zeker. Maer soude niet
vreemt sijn, als dese landen met de zee
overspoelt wierden, aldaer gestrant is
en ingesoncken ende de landen bedijckt
sijnde aldaer mede ingedijckt is. Hij
kwam goed op dreef, want in zijn verslag
meldde hij dat het land eertijds veel ho
ger had gelegen. Doch toen Engeland en
Frankrijk door stormvloeden vanuit de
oceaan van elkaar werden gescheiden,
van den linckersijde laegen noch in
order, de leden van den ribben in de
graet geslooten, doch de kraeck off
kaeckbeenen van den visch laegen wel
50 off 60 roeden van daer in een hoger
gront ende dicht aen bloot.
Reyer van den Bijl hield het niet bij
deze zakelijke mededeling, want hij is
blijkbaar verder op onderzoek uitgegaan.
Zo bezocht hij de 70-jarige Cornelis
Jans. Gorter, die verklaarde, dat als
’t meercken noch dreeff daar botten
waren opgehaald van een vaedem langh.
Ook trof hij tot Luttie Winckel stucken
van ’t ruggegraet van gemelte vis, die
volgens getuigenissen van ouderen uit
het dorp zo’n 150 jaar geleden daar zijn