WATER, WIND EN MOLENS (I) Arnold Lantman Joop Zutt 17 De Slootgaard molen is weer beeldbepalend in het landschap. Slechts bij een enkeling is bekend dat de polder geruime tijd werd bemalen door twee molens. De noodzaak tot de bouw en vervolgens de verkoop van deze tweede molen komt aan de orde in dit verhaal. Een verdwaalde walvis en de perikelen rond de afvoer van overtollig regenwater naar de zee worden eveneens verhaald. In een afsluitend artikel in Toendertoid nummer 25 leest u het slot van onvermoede verrassingen in de polder. Kaart van Nederland, voor het begin van onze jaartelling. In de volgende eeuwen zette de zee zoveel materiaal af dat het karkas van de walvis langzaam maar zeker werd bedolven onder een laag zand en klei. Aan de westkust van ons land ontstond een strandwal van zand en duin waardoor het achterliggende gebied kon begroeien met riet en grassen. Ook bomen, zoals els en wilg, vonden er een goede voedingsbodem, waardoor uiteindelijk een dik pakket veen het achterland kon bedekken. Het was ook het moment waarop de eerste bewoners het gebied verkenden en er zich gingen JgBf vestigen. Ze wapenden zich tegen de steeds opdringende zee door dijkjes en terpen op te werpen. Deze primitieve vorm van bescherming was echter niet altijd afdoende. Pas in het midden van de dertiende eeuw bood de 126 kilometer lange Westfriese Omringdijk de bewoners een relatief goede bescherming. Daardoor kwamen ook de restanten van de walvis binnen de Omringdijk te liggen. Onberoerd en onopgemerkt verzonken in het West- Friese land. Het graafschap Egmond In de loop der jaren werd de Omringdijk verschillende keren door stormvloeden doorbroken. De wielen langs de dijk herinneren daar aan. Bij elke dijkdoor braak werden grote stukken veen weg geslagen waardoor grote en kleine meren ontstonden. De uitvinding van de molen als werktuig om het water op te malen, bracht een ware revolutie teweeg. Stap voor stap werd de techniek verbe terd. De molen bleek een betrouwbaar instrument om de waterhuishouding te beheersen. Verdwaald Het zal wellicht duizenden jaren geleden zijn geweest. Het is niet meer na te gaan. Feit blijft echter dat een kolossaal dier hopeloos verdwaalde. Ontheemd zal de walvis langs de kust van Wieringen zijn gezwommen. Zuidelijker had het dier een ontsnappingsroute uit dit onbekende gebied verwacht. Niets daarvan. Het water werd zelfs zoeter. Voedsel werd niet langer gevonden. Het dier zal zijn weggevlucht uit het water dat later het Flevomeer werd genoemd. Weg uit dat gebied zal het instinct hebben doorgegeven. Met een uiterste krachtsinspanning werd een uitweg gezocht tussen de modderbanken van het meer. Het mocht niet baten. De walvis strandde definitief, ongeveer twaalf kilometer ten zuiden van het latere eiland Wieringen. TOore stad’ FRANKEN Utrecht 6 Jg n FRIEZEN

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2004 | | pagina 17