Als de was maar weg was.
Drie paar oogjes staarden mij aan.
grootste moeite mee om dit tweetal uit
elkaar te houden. Henk, Siem, Jan en
Koos, de broertjes van de drieling keken
elke dag wel een paar keer in de bedjes en
wisten zich eigenlijk niet zo goed een
houding te geven. Koos, de jongste, vond
het maar vreemd en vroeg op zekere dag
aan z’n moeder: ‘Houden we ze echt alle
drie?’ De zusjes Greet en Trudy waren er
echt mee in hun sas, ze vonden de baby’s
schattig. Vader Jaap liet zich wel eens ver
zuchtend ontvallen: ‘Drie stuks dat zijn er
eigenlijk twee teveel.’ In gedachten zag
hij de extra zorgen die de drieling met zich
meebracht.
Een stralende dag.
Kinderen in de box en
de was droogt waar je
bij staat.
Het was razend druk de eerste tijd. Doe
’s morgens maar eens drie baby’s in bad,
flesjes geven, bedjes verschonen en on
dertussen er op toezien dat de vijf andere
kinderen op tijd naar school gingen. En
niet te vergeten: de luierwas. Om de dag
ketels water op peteroliestellen aan de
kook laten komen. De inhoud ervan werd
in de houten kuip van de wasmachine,
waarin de vieze hydrofiel- en oogj esluiers
lagen, leeg gekieperd. Het wiel van de
wasmachine kreeg een zetje en zo werd de
was schommel na schommel weggewerkt.
Was de was schoon dan werd het goed met
de hand in teilen met koud water schoon
gespoeld en door de wringer gehaald.
Weer of geen weer, de was werd altijd bui
ten aan de lijn te drogen gehangen. Moe
der Alie stond dan vaak van de kou te beu
ken met haar handen. Was er geen luier
was, dan wachtten er wel weer wasman
den vol gezinswas. Alléén op zondag
werd er niet gewassen met uitzondering
van de wolwas die op de hand werd ge
daan. Vooral de zelfgebreide jurkjes, die
buurvrouw Corrie Bruin-de Haan voor het
drietal maakte, werden secuur gewassen.
Riet Bakker liet het drukke gezin niet aan
zijn lot over en bleef er tot haar trouwen
werken. Toen ik (Els Venneker) een jaar
of veertien was zei mijn moeder tegen me:
‘Ik was bij buurvrouw Houtman en die
wilde er graag een hulpje bij hebben. Dat
is net wat voor jou, denk ik.’ Zo belandde
ik daar voor twee dagen per week. Om
acht uur was ik daar dan al en hielp de
jongste van de vijf kinderen met eten en
kleren aantrekken om ze op tijd naai
school te krijgen. Zo rond een uur of half
tien kwamen het babybadje en de spulle
tjes op tafel. Moeder Alie trok de baby’s
een voor een de kleertjes uit en zeepte het
kleintje lekker in, legde het kindje in het
handwarme water en spoelde de zeep van
het zachte babyvelletje. Aan de andere
kant van de tafel stond ik met een schone
handdoek klaar om het baby’tje lekker
Maar wat te denken van moeder Alie? Die
deed het huishouden, moest de was doen,
had de zorg voor de opvoeding en ineens
kwam bij al die drukte nog eens de extra
zorg voor de drieling! De eerste zorg was
het krijgen van goede hulp. In die tijd
kreeg je een baakster voor dag en nacht.
Voor deze uitzonderlijke gebeurtenis kwa
men er twee baaksters te hulp: Annie Ven
neker en Riet Bakker. Annie was er acht
tien dagen voor dag en nacht, Riet kwam
er ’s morgens om zeven uur bij. Zuster
Truus van der Gulik verzorgde ’s morgens
en ’s avonds moeder en de baby’s. Dan
kwam er nog nodige visite, waaronder bur
gemeester Nolet die de ouders wel zeer blij
maakte met drie spaarbankboekjes met
inleg voor de nieuwe gemeenteburgers.
41