BRANDSPUITHUIS ANNEX
ARRESTANTENLOKAAL.
Jeanet Stroet
Een tweede verzoek.
Harenkarspel, November 1903.
Edelachtbare Heeren!
32
Met verhitte hoofden zaten de leden van de tuindersvereniging Waarland
Omstreken in het pas herbouwde café De Tortelduif in Waarland bijeen. Kastelein
Teunis de Jong schreeuwde moord en brand, sloeg met zijn vuist op tafel en zei met
overslaande stem dat de maat nu toch echt vol was en dat er tot actie moest worden
over gegaan. Wat dachten die Hooge Heren van de gemeente eigenlijk wel? Dat die
Waarlanders zich zomaar zonder slag of stoot lieten afpoeieren?
Uit de Schager
Courant, donderdag
20 november 1902.
aanwezige tuinders werd zo grimmig dat
voorzitter D. Plaatsman met een klap de
voorzittershamer op tafel liet neerploffen.
Met klem verzocht hij stilte en om de boel
verder tot bedaren te brengen, beloofde hij
er ‘achter aan te gaan’. Hoofdonderwijzer
Plaatsman was een geletterd man tegen
wie men op keek en aan wiens mening
men waarde hechtte. In de dranklokaliteit
keerde de rust weer. Met algemene stem
men werd besloten een hernieuwd verzoek
tot het plaatsen van een brandspuit naar de
gemeente te sturen. Eind november 1903
schreef voorzitter D. Plaatsman met zijn
kroontjespen een brandbrief aan het be
stuur van de gemeente Haringcarspel.
Geven met verschuldigde gevoelens te
kennen dat de ondergetekenden, allen in
gezetenen uit het Oostelijk deel der Ge
meente Harenkarspel, dat zij met leedwe
zen kennis genomen hebben van Uw Be
sluit om niet in te gaan op hun verzoek om
een derde brandspuit in de gemeente te
willen stationeren, dat de motieven, welke
tot afwijzing van dit verzoek geleid heb
ben, hun daarbij minder juist voorkomen.
Immers, wie met den tegenwoordigen toe
stand, vooral in polder Waarland, bekend
is, weet, dat daar op tal van plaatsen ver
schillende woningen in eikaars onmiddel
lijke nabijheid staan, zoodat verbranding
van het eene perceel, zonder brandblusch-
middelen, noodzakelijk verbranding van
de belendende ten gevolge moet hebben.
De brand, die op 17 november 1902 in
zijn café had gewoed, lag Teunis de Jong
nog zwaar op de maag want nieuwbouw
had hem een bom duiten gekost. De scha
de zou zeker minder zijn geweest als ze
eerder met blussen hadden kunnen begin
nen. Waarom had Dirkshom wél een
brandspuit en Waarland niet? De opruien
de woorden van Teunis misten hun uit
werking niet en de stemming onder de
- HARENKARSPEL, 17 Nov. 1902.
Van middag ontstond er brand ten huize
van den heer T. de Jong, herbergier in het
Waarland. Aangewakkerd door den sterken
Oostenwind, was, bij afwezigheid van allo
brandbluschmiddelen, aan geen blusschen te
denken. Eerst verbrandde het woonhuis met
de herberg en kort daarop vatte ook de
daaraan grenzende stalling en de daarachter
staande volgeladen kapberg met nog een
klampje hooi vuur, zoodat de brand gedurende
een poosje een verschrikkelijk aanzien had
Een regen van vonken woei over de in de
nabijheid staande huizen en tegen het
schooldak, gelukkig evenwel zonder ook
daar brand te veroorzaken. Een groote me
nigte was weldra ter plaatse aanwezig, aan
welke het mocht gelukken, de levende have,
geld en kostbaarheden, benevens een deel
van den inboedel te redden. Hoewel niet met
zekerheid te constateeren. is toch waarschijn
lijk een gebrek aan den schoorsteen de oor
zaak van den brand geweest. Huis, inboedel
enz. waren verzekerd in de Brandassurantie te
Barsingerhorn.
Intusschen heeft deze brand opnienw doen
zien, dat bij de steeds aangroeiende bevolking
alhier en het groote aantal woningen, die
geheele buurten vormen, een brandspuit in
dit deel der gemeente hoe langer hoe meer
een gebiedende eisc.h wordt