Naar een andere bedrijfsvoering.
In het spoor van zijn vader.
No. 887
20
Tijdvak 1 aug. t/m 14 aug. 1948
Geleverd: 324 kg melk a 3.75% vetgehalte
is 12.15 kg vet af 5.20 p. kg.
onbetaald vorige staat
kwaliteitspremie
saldo volgende staat
Rest
Niek had kool, aardappelen, witlof en
slabonen, maar ook wat vee. Kort na de
oorlog had hij zijn varkens opgeruimd en
de stal laten verbouwen. Toen kon hij in
de winter 6 koeien houden. Enkele liters
melk voor eigen gebruik en de rest ging
naar de fabriek in Lutjewinkel. De gemid
delde opbrengst van een koe was in die
tijd 10 tot 15 liter per dag. Elke boer kreeg
een eigen nummer, dat stond op de melk
bussen en op de afrekening. Niek Nolten
had nummer 887. Er werd uitbetaald op
basis van het vetpercentage. Dit werd in
de fabriek vastgesteld, ook kwam er twee
keer per jaar een monsternemer aan huis.
Eens in de twee weken bracht de melk
rijder een enveloppe met geld met daarbij
een gespecificeerde nota.
Niek had zijn koeien verzekerd bij het
veefonds te Sint Maarten. Elke maand
werd de premie opgehaald. De hoogte van
het bedrag was gebaseerd op het aantal
stuks vee en de geleden schade in de voor
afgaande maand. Zijn paard stond bij Dirk
de Boer, die het dier het hele jaar ver
zorgde. Niek ploegde zijn land zelf. Eerst
de ene en dan de andere kant van de akker
zodat er in de ‘middend’ een ‘veur’ voor
de afwatering overbleef. De ‘kopenden’
werden met de hand gespit. Het werk van
boer en tuinder nam in die jaren veel tijd
in beslag, gelukkig was het leven niet zo
gejaagd als tegenwoordig.
Het idee om de Sloeierd en Waarland te
verkavelen nam vastere vormen aan. Er
werden plannen gemaakt en voorlich
tingsavonden gehouden. De meeste be
langhebbenden stemden op 15 oktober
1948 voor, zodat de Nederlandsche Heide
maatschappij in ’49 kon beginnen.
In 1953 was de klus grotendeels geklaard
en konden de tuinders uit de Sloeierd en
de Waarlandspolder zich instellen op een
betere toekomst. Nieuwe teelten, betere
opbrengsten en moderne koelhuizen moes
ten een beter bestaan geven aan Niek
Nolten en andere tuindersgezinnen. Een
gevolg van deze ommekeer was echter
wel dat kleine tuinders zich moeilijk kon
den handhaven. Ze verkochten hun be
drijf, sommigen emigreerden en anderen
zochten werk in de wegen- of huizen
bouw. Niek Nolten hield de prut onder
zijn klompen en bleef tuinder tot zijn
eerste A.O. W.-geld.
Uit het Noordhollands Dagblad
van 27 okt. 1951:
Te koop 14 snees WIT
LOF. N. A. Nolten, Sloot
gaard C 91, gem. Haren
karspel.
Niek vertelt nog het volgende: ‘Ik bouwde
en boerde zoals mijn vader het deed.
Maar ik was niet de enige, want alle tuin
ders deden dat. Na de oorlog veranderde
er veel en sprak men over verkaveling,
schaalvergroting en mechanisatie.
f 63.18
- 37
- 52
f 63.87
- .87
f 63.-
Er kwam een nieuw gemaal in de Sloeierd
en het land van Dirk ‘Dop' Bakker ging
als eerste op de schop. Het was een hele
klus, gleuven voor de drainage moesten
met de hand worden gegraven. In de
eerste winter was ook het land van Niek
Nolten aan de beurt, hij kon niets doen op
zijn akkers en ter compensatie daarvan
werkte hij in de verkaveling. Het was een
goede oplossing, want anders zat Niek
zonder inkomsten voor zijn gezin. Dat
was inmiddels uitgebreid met Corrie,
Niek, Els en Ank. De volgende jaren kon
Niek niet in loondienst: toen ging hij te
zamen met o.a. Jaap Moras en Willem
Bakker bij de verkaveling in het aange
nomen werk.