Ze groette de schipper. ‘Ik ben geboren op 21 juli 1914 en ben de jongste. Mijn moeder, Jantje Groen, was een lieve rustige vrouw, die niet alleen zorgde voor het huishouden maar ook de brug bediende.’ Klaas kreeg geen vergoeding voor zijn gierput, het antwoord luidde: ‘De verga dering acht geen termen aanwezig om dit verzoek in te willigen. De weduwe H. Swager werd zijn opvolgster. Natuurlijk had ze haar verzetje. Ze bracht vaak een bezoek aan haar schoonouders Arie Bommer en Neeltje Appelman bij de Wanneer één van de kinderen ziek was, haalde Jantje de dokter op uit Dirkshom. Deze ging met haar mee en onderzocht de zieke. Gelukkig kwam dat niet zo vaak voor. Een bezoek aan het ziekenhuis was een hele onderneming. Toen Niek onge veer 8 jaar oud was, moesten zijn neus- amandelen eruit. Het was die zomerdag bloedheet. Moeder fietste met hem achter op naar Alkmaar. Daar aangekomen bracht zij eerst de fiets naar schipper Kant, die met zijn boot in het Noordhollandsch kanaal lag. Hij moest de fiets afzetten bij de Speketersbrug. Ze liepen naar het Eli- sabethziekenhuis. Na de operatie mocht Niek weer naar huis, maar hij moest rustig aan doen. Eerst kreeg hij een lekker ijsje en daarna gingen ze samen met de bus naar Oudkarspel, waarna nog het hele stuk naar huis moest worden gelopen. Of dat allemaal zo voorzichtig was? Jantje Groen werd geboren in Waarland op eerste kerstdag 1884 en was een doch ter van Pieter Groen en Jantje Broersen. Haar ouders waren al overleden, toen ze in 1906 met Klaas Nolten trouwde. Ze had één broer, Jan. Hij trouwde in 1913 met Grietje Hoedjes. Moeder Jantje hield van orde en regel maat. Ze had haar vaste dagindeling. Om zes uur op, broodsnijden, kinderen uit bed en de jeugd naar school helpen. De was uitkoken, spoelen in sloot en daarna op de bleek of aan de lijn. De kleintjes verzor gen en het warme middageten klaarma ken. Na het eten de ‘omwas’ doen op de stoep, ’s Middags verstelde ze kleren. Als de jeugd uit school kwam, was het met de rust gedaan. Het overgebleven deel van het middagmaal werd opgewarmd voor de schoollopers en het brood gesneden voor de anderen. Haar huishoudelijk werk werd gemiddeld zo’n zes keer per dag onder broken. Wanneer ze de bel of toeter van een schipper hoorde, liep ze naar buiten, zette de lantaarn op de weg en draaide de brug omhoog. Ze wachtte tot de schuit erdoor was. Ze groette de schipper en liet de brug weer omlaag. Na het avondeten deed ze een spelletje met de kinderen, overhoorde ze de katechismus en stopte de jeugd op tijd onder de wol. Om half tien werd het bed opgezocht. Ze was hartelijk en gastvrij. De postbode, de bakker, de kruidenier en de slager kon den altijd bij haar terecht voor een bakkie koffie. Jantje was ook een ‘skoón woif- fie’. Het zag er in en om het huis altijd net jes uit. Door de ringsloot voeren boten en over de Zutweg reden paardenwagens en liepen mensen. Zo af en toe bemerkte Jantje dat mannelijke passanten hun ‘kleine’ en soms ook hun ‘grote boodschap’ vlak bij de brug deden. Dat vond ze vies. Maar ja, die mensen waren misschien al uren on derweg. Ze maakte haar ongenoegen over de mannen met hoge nood kenbaar aan burgemeester J. Burger. Hij was ook voorzitter van de Banne en uit dien hoofde zorgde hij voor een openbaar toilet bij de brug. In de notulen van 19 dec. 1923 staat: ‘een deo-plasplaats’ Het urinoir werd bevestigd aan het ‘huissie’ van de familie Nolten. 3 xf si ■p 'w‘ ja k 22 Van 1911 tot 1918 bediende de familie Nolten de basculebrug over de ringsloot. Een 'deo-plasplaats is een fraai bedacht woord van de secretaris van de Banne Harenkarspel voor 'gratis urinoir A,

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 2001 | | pagina 24