De eerste trekker.
‘Het komt wel weer goed!’
45
Er was werk in overvloed. In het voorjaar
eggen, aardappelen en koolplanten zetten,
na een korte en rustige periode, volgden in
juli en augustus beregenen en aardappelen
rooien, gevolgd door land klaarmaken
voor de tulpen en de irissen en het ploe
gen. Het beregenen was het meest geest
dodende en vervelendste werk. Soms
meer dan 24 uur achtereen bleef Adam
dan bij de beregeningsinstallatie. Niet zel
den kwam het voor dat hij een paar uurtjes
slaap pikte, liggend op de beregenings-
wagen. Alie Bruin-Broersen deed de
boekhouding. Adam schreef nooit wat op.
Uit zijn blote hoofd wist hij van alle klan
ten exact de verrichte arbeid te dicteren
aan zijn vrouw.
Eén keer per j aar, zo rond september, wer
den de rekeningen uitgeschreven en de
betaling volgde, meestal na ontvangst van
de bloembollengelden, in november.
Rekenen gebeurde ook uit het hoofd: ƒ10
per uur voor trekker en een manspersoon.
Luttele bedragen gemeten naar de huidige
maatstaven, maar wél voldoende om, met
de veehouderij en het tuindersbedrijf er
bij, verzekerd te zijn van een goed inko-
kenhuis in Alkmaar te krijgen waar John’s
gezicht weer in model kon worden
gebracht. (Een tranend oog herinnert hem
nog steeds aan zijn kindergeklier).
Paarden bleven in de ogen van Klaas het
meest geschikt voor het loonwerk.
men voor Klaas en Adam. En goed inko
men was letterlijk broodnodig. Adam en
Alie en Klaas en Alie kregen beiden een
groot gezin. De komst van Anita sloot de
rij van het gezin met acht kinderen van
Adam en Alie. Er moest al meer gewoe
kerd worden met de ruimte in het achter
huis. Gelukkig bleven opa en opie (Adam
en Neeltje) in de knusse bedstee slapen,
zodat op de zolder boven het voorhuis een
paar slaapkamers voor de kinderen van
Adam en Alie konden worden gemaakt.
In 1968 vertrokken de grootouders naar
een verzorgingstehuis te Schagen en kon
de gehele woning in gebruik worden ge
nomen.
Het loonbedrijf floreerde en er kwam
meer personeel. Voor Alie Bruin-Broersen
haar lust en haar leven: koppiesvolk, de
telefoon, de boekhouding en rekeningen
uitschrijven en niet op de laatste plaats
haar gezin. Ze was er maar wat druk mee,
maar ze vond het prachtig al die bedrijvig
heid en reuring om haar heen. Samen met
Adam bouwde zij aan een gelukkig gezin
en een goed lopend bedrijf.
Toch konden de gebroeders Bruin hun
ogen niet sluiten voor veranderende wen
sen van hun klanten. Na het nodige gesoe
bat ging Klaas overstag en werd in 1960
de eerste trekker aangekocht: een grijze
Ford Ferguson van 25 pk. Die aanschaf
was niet alleen een stap vooruit, maar
vormde ook de aanleiding tot een andere
taakverdeling tussen de broers. Klaas,
frank en vrij met zijn paarden, had een
bloedhekel aan trekkers en weigerde hals
starrig de in zijn ogen levenloze machine
te besturen. En dat betekende dat Adam
vanaf dat moment de boer opging om de
tuinders met zijn nieuwste aanwinst te
bedienen. En hij deed het goed en wel zo
goed, dat er al spoedig personeel in dienst
moest worden genomen. Cor Bruin, Jan
en Arie de Waard kwamen in loondienst.
Hoe anders verging het Klaas met zijn
Alie. Ook zij kregen een groot gezin. Hun
eerste kind Johan, geboren op 7 september
1952, bleek geestelijk gehandicapt en
bracht de nodige extra zorg met zich mee.
Een jaar later meldde zich een tweeling,
Ad en Arie. Uiteindelijk groeide het gezin
1960. Wat een verandering,
koolzetten met een machine!
Oudere tuinders konden het
nauwelijks geloven dat dat
goed zou gaan.
V.l.n.r.: Piet van Schagen,
Jaap van Schagen, Ans
Dekker, Freek van Schagen,
Jan de Waard en Jan
Schuijt.