‘Belend de kooij ten oosten’.
De Waarlandse kooi buiten gebruik.
29
Eeuwenlang werden op deze wijze wilde
eenden en andere vogels gevangen. Rust
en ruimte in en om de kooi waren van
essentieel belang. De overheid vaardigde
hiervoor sinds 1585 plackaerten en wetten
uit. In deze verordeningen waren regels
opgenomen, waarin de eigenaren van een
denkooien het recht tot afpaling kregen
om zo de noodzakelijke rust in de omge
ving van de eendenkooi te waarborgen.
Een gravure uit 1584 van
een eendenkooi, bewaard in
de prentencollectie van het
Museum Plantin Moretus te
Antwerpen.
(Uit: Noordhollands
Lands chap 1990).
pijpen. De vangpijpen zijn met netten
afgedekt en achterin is de fuik. Rondom
de plas en de vangpijpen zijn rietmatten
met openingen aangebracht. Bovenin zijn
de kijkgaten voor de kooiker en onderin
kan zijn hondje er door lopen. Afhankelijk
van de windrichting wordt één van de pij
pen gebruikt. Met hennepzaad lokt de
kooiker de tamme en wilde eenden vóór
een vangpijp. Als het voer op is, zwem
men de lokeenden terug naar de plas. De
wilde eenden schrikken van de kooiker en
zijn hondje; zij vluchten de pijp in. Daar
komen de vogels in de fuik en zijn ze
gevangen.
Vroeger bewaarde de kooiker de gedode
dieren in een koele ruimte van zijn huis.
Opkopers namen de buit mee naar de ste
den. Op de markt verkochten ze deze een
den als volksvoedsel.
In de oud-rechtelijke archieven vinden we
o.a. transportregisters. Hierin werd de
registratie bijgehouden van de aan- en
verkoop van onroerende goederen. Bij een
stuk grond vermeldde men de grootte, de
naam van het perceel, het gebruik en de
begrenzing van het perceel. Om te achter
halen waar het perceel lag, is de grootte en
de begrenzing interessant.
De situering van een stuk grond werd aan
geduid door o.a. sloten en de namen van
eigenaren van de aangrenzende percelen.
Met bovengenoemde gegevens leggen we
de percelen als puzzelstukjes aan elkaar
en krijgen zo een beeld hoe de situatie
was.
In een akte uit 1686 is geschreven over
een huis en een vervallen vogelkooi, ter
wijl in een andere akte staat: ‘huijs en
landt met vogelkoij’Hieruit valt op te
maken dat de kooi wel in het landschap
herkenbaar was, maar niet meer in
gebruik.
Door ontwatering en betere bemaling
bleef het waterpeil van de polder ook in de
winter beneden het maaiveld; het grasland
liep niet meer onder en was daardoor min
der geschikt als voedselplaats voor over
trekkende wilde eenden. Hierdoor liep de
eendenvangst terug, en raakte de kooi in
verval.
Voor de erfgenamen van Johan Rooker
was de belegging in een vervallen eenden
kooi niet meer interessant en ze verkoch
ten de stukken grond in de Waarlandspol-
der. In 1720 kwamen door boedelschei
ding ‘39 geersen, waaronder de noorder-
helft van de vervallen kooij van De
Middelgem’ in handen van ene Trijntje
Swarekant, de vrouw van Jacob Pietersz.
Oudezoon.
MB