Een Amerikaanse windmolen.
Timmerman te Hauwert.
30
Door inklinking van het veen daalde de
bodem van de Schaapskuil meer en meer
en kreeg de kotmolen er een hele hijs aan
het overtollige water op het boezemwater
uit te slaan. Het provinciaal bestuur was
niet ingenomen met het voorstel van de
Schaapskuil om tot een nieuwe vorm van
bemalen over te gaan en liet bij schrijven
van 21 juni 1921 weten niet akkoord te
gaan.
De Amerikaanse
windmolen in de
Nieuwepolder.
Foto: J. IJ ff).
In het voorjaar van 1929 had het bestuur
van de Nieuwepolder bij drie leveranciers
een offerte aangevraagd voor een Ameri
kaanse windmolen. De firma Stokvis
Zonen kon een dergelijke windmolen
leveren voor de lieve som van 3.095,
terwijl de Eerste Nederlandsche Wind-
motorenfabriek Groningen te Groningen
inschreef voor een prijs van 2.730. De
laagste aanbieding van 2.055 werd snel
terzijde gelegd. Gezien de prijsverhou
ding kon dat geen windmolen van goede
kwaliteit zijn. In overleg met de Provin
ciale Waterstaat werd besloten de levering
te gunnen aan de ENWG te Groningen.
De heer Th. Over, timmerman en mole
naar in het Westfriese Hauwert was agent
van deze windmotorenfabriek en had in
Het bestuur en ingelanden van de
Nieuwepolder wilden de uit 1809 dateren
de overeenkomst met de Schaapskuil-
meerpolder beëindigen. Dat had natuur
lijk wel zijn voorgeschiedenis. Meer dan
honderdentien jaar was het mogelijk
geweest een goede waterhuishouding in
de Nieuwepolder te hebben, dankzij een
bemaling door de kotmolen van de Riet-
kuil. Het water werd door een uitlaat in de
Kuil gelaten en dat had nooit tot proble
men geleid. Dat de Nieuwepolder van
deze oude overeenkomst afwilde, had
alleszins te maken met de wil een eigen
bemaling te hebben. Bij de buren liep men
al vanaf 1920 met plannen te komen tot
een mechanische bemaling. Deze eigen
tijdse vorm van bemaling was nogal kost
baar en dat stak het bestuur en ingelanden
van de Nieuwepolder. Daarmee zou ook
hun bijdrage in de kosten van bemaling
fors omhoog gaan en daar voelden zij
niets voor. Ook het verschil in bodem
gesteldheid van de Nieuwepolder ten op
zichte van de Schaapskuil droeg niet bij
tot het nemen van een snelle beslissing. In
de Nieuwepolder lagen akkers van vrucht
baar bouwland en in de Rietkuil was veel
weidegrond dat uit laagveen bestond.
Door een besluit van 19 april 1929 van
stemgerechtigde ingelanden van de
Nieuwepolder werd de overeenkomst van
1 juli 1809 met de Schaapskuilmeerpolder
opgezegd. Secretaris K. Moeijes van de
Nieuwepolder had dit in een brief aan
voorzitter C. Over van de Schaapskuil en
aan de Provincie kenbaar gemaakt.
Door het provinciebestuur werd de
Nieuwepolder er fijntjes aan herinnerd dat
het opzeggen van de overeenkomst van 1
juli 1809 pas rechtsgeldig zou zijn als ook
de andere partijde stemgerechtigde inge
landen van de Schaapskuil, zou instem
men met het verbreken van de verbintenis
en het geheel door G.S. zou zijn goedge
keurd. Laatstgenoemde polder nam het
besluit tijdens de vergadering van 6 juli
1929. De goedkeuring van de Staten werd
op 11 september van dat jaar verkr egen.