VAN HANNEKEMAAIER
TOT MOLENAAR.
Piet Kleverlaan
Aan het Schagerverlaat.
11
i
In de 18e en 19e eeuw hadden veel Duitse landarbeiders een armoedig bestaan, moge
lijkheden om iets bij te verdienen waren er nauwelijks. Elk voorjaar verlieten velen
van hen hun vaderland, in de hoop werk te vinden in het rijke Holland. Zwaar bela
den met proviand en gereedschap verzamelden de meesten zich in Lingen. Daar sta
ken ze de rivier de Ems over en kwamen dan via Nordhorn in Hardenberg aan de
Vecht (Overijssel) terecht. Per schip voeren ze naar Amsterdam, Hoorn of Enkhuizen.
In West-Friesland vonden ze vaak werk als boerenknecht en kregen ze de bijnaam:
poepen of hannekemaaiers. Elk najaar keerden ze weer terug naar ‘Die Heimat’ en
brachten de winter door bij hun gezinnen. Van lieverlee kreeg een groot aantal poe
pen genoeg van ‘Die Gangerei’ en vestigden zij zich definitief in Holland. Onder hen
was ook ene Harmen Bommer, die omstreeks 1790 in de Schagerwaard achterbleef.
Harmen Bommer woonde in een werk-
manshuisje aan het Schagerverlaat, nabij
de hoek Speketer en Slootgaard. Zijn
schamele onderkomen was grotendeels uit
hout opgetrokken en bestond slechts uit
één kamer waarin werd gekookt, gegeten
en geslapen. ‘Eerst een huis. Dan een
vrouw, die mijn potje kookt en die me kin
deren schenkt’, moet Harmen hebben
gedacht, want in die tijd werd een huwe
lijk vaak gesloten uit praktische en econo
mische motieven. Het was meegenomen
als daarbij enige wederzijdse genegenheid
bestond, maar noodzakelijk was liefde pas
als het huwelijk werd bevestigd. Dan
beloofden man en vrouw elkaar liefde en
trouw tot in den dood. Het huwelijk tus
sen Harmen Bommer en Grietje Gorter
(Keizer) vond plaats in het gemeentehuis
op Kerkbuurt op 16 augustus 1799.
Harmen was toen ruim 30 en zijn vrouw
tien jaar jonger. Vijf maanden later, 23
januari 1800, lieten ze hun dochter Catha
rina dopen en zij werd ingeschreven in het
register van de Roomsch Katholieke
Statie in ’t Veld. Pastoor Martinus Kou-
wenhoven noteerde dat Harmen Bommer
catholiek en Grietje Arijse Gorter menno-
nistra was. Deze toevoegingen lezen wij
ook bij dochter Neeltje, die op 21 april
1803 is gedoopt. Met mennonistra of
doopsgezinde wordt bedoeld: een volge
linge van de Friese hervormer Menno
Simonsz., die zich o.a. afkeerde van de
kinderdoop. ‘Twee geloven op één kus
sen, daar slaapt de duivel tussen’, moet
Grietje hebben gedacht. Ze liet zich door
Harmen overhalen en werd katholiek
gedoopt. Dit gebeurde in ’t Veld op 30 mei
1803 en na deze plechtigheid werd hun
kerkelijk huwelijk ingezegend.
Het Schagerverlaat. Tot
de komst van een sluis,
een obstakel voor de
scheepvaart tussen
Schagen en Langedijk.
Detail van de kaart
Johannes Dou 1682.
O
M