Langere dagen werken.
Vrijgezel af.
Aanpassen.
11
steeds op tijd en geen minuut mocht er
verloren gaan. ‘Tijd is geld’, bedacht Vis
en zo ontstond het opschrift voor het
nieuwe huis.
In 1932 verhuisde Jan Noordstrand naar
zijn nieuwe woning en de architect liet er
met goedvinden van Jan de tekst ‘Time is
mony’ op schilderen. Aanvankelijk wist
Jan niet, dat ‘mony’ fout geschreven was
en toen later iemand hem daarover aan
sprak, gaf hij als antwoord: ‘As ik ut leit
verbetere, kost ut toid en geld. Ik leit ut
maar zo.’
Jan was 41 jaar toen hij met Jo Dekker
trouwde. Het was ongetwijfeld niet ge
makkelijk voor hem zich aan te passen
aan deze nieuwe situatie. Zijn eigen
schappen, zoals hard werken, impulsief
optreden en zuinigheid, werden aange
vuld door het karakter van zijn vrouw. Zij
had geduld en tact en kon met grote zorg
vuldigheid iets zeggen en doen. Zij hield
van huiselijke gezelligheid en bij een ver
jaardag zorgde ze ervoor, dat het goed
voor elkaar was. ’s Morgens had zij Jan
dan al geïnstrueerd: ‘As ik mit de koek-
skaal langs ga, pak jij niet de grootste.’
Jan hield er rekening mee en deed wat zij
had gezegd.
Er werden twee dochters geboren: Trien
en Truus. De Tweede Wereldoorlog brak
uit. In de meidagen van 1940 kwamen er
evacuées uit Amersfoort over huis. Na
In 1936 ontmoette hij de achtentwintig
jarige Johanna Dekker uit Spierdijk. Zij
kwam eerst als huishoudster en bijna een
jaar later op 6 januari 1937 trouwde hij
met haar. Zijn leven veranderde... In die
tijd ging het slecht in de tuinbouw en
daarom maakte hij nog langere dagen.
Bovendien moest Jan zich leren aanpas
sen en rekening gaan houden met zijn
vrouw.
De opbrengst van de kool ging flink ach
teruit. In Waarland en omgeving was
onder dit gewas de ziekte draaihartigheid
uitgebroken en daardoor waren veel tuin
ders genoodzaakt ‘vers land’ te zoeken.
Jan Noordstrand huurde land in Anna
Paulowna en teelde kool op contract. In
het voorjaar ging hij om vier uur ’s mor
gens op de fiets naar de polder om kool-
planten te zetten. Zeker een week had hij
daar werk. De boer, van wie hij het land
huurde, schoffelde om de maand de akker
en hielp hem in de herfst met de oogst.
Ook dan weer elke dag, zeker veertien
dagen lang, op de fiets van Waarland naar
Anna Paulowna om kool te snijden. De
kool werd met paard en wagen vanaf het
land naar Oudesluis gebracht. Daar werd
de rode kool in een ‘Langedijker’ geladen
en door een vrachtschipper naar de
Westkade gebracht. Op de stelt sorteerde
Jan ze naar grootte, deed ze in manden en
daarna stapelde een knecht de kool op
walen in de driekapper. In de winter stond
Jan wekenlang in de schuur om de kool
op te knappen en om te leggen. Hij werk
te van zes tot zes, zes dagen in de week.
En wanneer de prijzen gunstig waren,
voer hij met zijn drietons vlet met kool
naar de Noordermarktbond in Noord-
Scharwoude.
Jan had zelf weinig land. Hij wilde uit
breiden en was aanwezig bij elke open
bare verkoop in Waarland of Zijdewind.
Zo af en toe kocht hij een perceel land of
pakte het strijkgeld. In die jaren verhuur
de hij zich ook als losarbeider. In het
voorjaar en de zomer werkte hij op het
land en gedurende de herfst en winter
stond hij in een schuur of op een zolder
aan de kool.
Kermis vieren was zijn lust en leven.
Samen met zijn vrienden: Stille Jan Bruin
en Jan Dekker de brandstoffenboer, ging
hij alle kermissen in de omgeving af. Er
werd flink ingenomen en als er dan werd
gevochten, waren Jan en zijn kameraden
er meestal bij. De maandag daarop had
Jan geen kater en werkte hij door tot
’s avonds zes uur alsof hij geen druppel
bier had gedronken, 's Avonds deed hij
niet veel meer en ging voor negenen naar
bed. Voor het huishouden had Jan Noord
strand geen tijd en daarom zette hij een
advertentie in de krant voor een huis
houdster. De week daarop meldde zich
een meisje en zij werd aangenomen.
Enkele maanden daarna was ze vertrok
ken en daarna heeft Jan er nog verschil
lende zien komen en gaan.