Het einde van Egmond. Waarland, februari 1998, 33 Slootgaard onderhands te kopen. Vanaf dat moment waren Van Steenborn, Schouten en Sonck volledig eigenaar van de polder, waardoor de rol van het Graafschap Egmond was uitgespeeld. Op dat moment doemde voor de bedijkers een nieuw probleem op en wel in de per soon van de Schout van Harenkarspel. De Schout was in die tijd het hoogste (poli tie) gezag in een dorp of gemeente. Daarnaast was hij ook dijkgraaf van de polders en landerijen in een gemeente. Het gezag over de eigendommen van het Graafschap Egmond viel echter buiten zijn bevoegdheden. Nu echter de Graaf van Egmond uit beeld was geraakt, meld de de Schout zich al snel bij de bedijkers. Hij zou in het vervolg het hoogste gezag in de polder zijn. Vanaf nu zou hij opdracht geven om achterstallig onder houd te laten plegen op kosten van de betrokken landeigenaar. Hij zou mogen bekeuren en boeten innen. Hij zou de pol- deromslagen mogen innen. Kortom, hij zou van nu af aan de scepter over de Slootgaard zwaaien. De heren bedijkers stonden op hun achterste benen. ’Dat was de bedoeling niet, dat waren ze niet over eengekomen. Het conflict liep hoog op. Het driemanschap moest uiteindelijk een dringend beroep doen op Graaf Lamoraal van Egmond om hun gezag over de polder te behouden. In een brief van 12 april 1600 kwam zijn reactie, waarover de vol gende keer meer. Het is al eerder geschreven: Graaf Lamoraal leefde op te grote voet. Overal liet hij een spoor van schulden na en werd hij achtervolgd door zijn schuldeisers. Niet lang na de nieuwe overeenkomst met de bedijkers moest op last van de Staten van Holland een deel van het Egmonds bezit worden verkocht. In januari en februari 1599 werd daartoe een publieke veiling gehouden. De belangstelling was echter gering een de beoogde verkoop mislukte. In de loop van datzelfde jaar slaagden de bedijkers erin het land in de so naer (zo goed mogelijk) alstdoenelick mochte wesen te priseren (nauwkeurig omschrijven) ende elcx naer haeren deuchde ende waerde te stellen in drie distincte (onderscheiden) partijen, deelen ofte looten.’ De waardebepaling werd door die eerste bewoners van de Slootgaard in drie dagen vastgesteld. Van 7 tot en met 9 juli 1598 doorkruisten zij de Slootgaard en elk perceel, elke akker op waarde geschat. Gerrit Dircxzn, beë digd landmeter te Alkmaar, had de Slootgaard opnieuw in kaart gebracht en de percelen van Graaf Lamoraal met geel en rood en die van de bedijkers met groen ingekleurd. In bijzijn van notaris Jan Thomasz waren de akten van overdracht getekend. Ook bevestigde de Graaf in zijn brief dat Johan van den Molen namens hem de akten mocht transporteren voor de Schout en Schepenen ’van onsen dorpe ende Heerlickheyt van Harincarspel, daeronder de Slootgaert gelegen is.’ Tot slot vermeldde de Graaf, dat hij alle akten had gecontroleerd en in orde bevonden en volledig accoord kon gaan met alhetgeen Van den Molen in zijn naam had gere geld.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1998 | | pagina 35