VAN DE SLOOTGAARD GESPROKEN. Joop Zutt 32 De overeenkomst tussen Sabina van Egmond en de bedijkers van 1 mei 1590 was ‘doot ende te neyt’ gedaan. In een nieuwe overeenkomst was de positie van de bedij kers een stuk beter voor hen geregeld. In een akte van 30 juni 1598 machtigde Graaf Lamoraal, zoon van de in 1568 terechtgestelde Lamoraal van Egmond, Johan van den Molen om namens hem de verdeling van de Slootgaard tussen hem en de bedij kers te regelen en de akte van overdracht te verlijden. Uiteindelijk kregen de bedij kers de hele Slootgaard in handen. De zeggenschap over de polder werd op dat moment echter betwist door de Schout van Harenkarspel. Het bronzen standbeeld van Lamoraal op de Markt in Zottegem. (België). Graaf Lamoraal van Egmond werd op 5 juni 1568 onthoofd in Brussel. Zijn kinderen Sabina en Lamoraal speelden een hoofdrol bij de drooglegging van de Slootgaard, (foto: J. Hof) In deel IX van Toendertoid is de akte van verdeling aan de orde geweest. Door loting werd het eigendom van Graaf Lamoraal verdeeld. Tweederde deel bleef zijn eigendom en eenderde werd eigen dom van de bedijkers. De akte van toewij zing werd ten overstaan van notaris J.Thomasz en twee getuigen te Alkmaar verleden op 18 juli 1598. Bijzonder aan deze akte was het feit dat ook voorwaar den en regels voor het toekomstig bestuur van de polder waren opgenomen. De ingelanden en bedijkers, hun erfgenamen en rechts verkrijgenden zouden het recht houden om alle nodige keuren tot behoud van de polder mogen vaststellen en verder mogen bepalen naar bevind van zaken ten dienste van de Slootgaardpolder. Johan van den Molen, de gemachtigde van de Graaf van Egmond, droeg vervol gens het derde deel van de Slootgaard aan de bedijkers over. Dit gebeurde in het bij zijn van de Schout en Schepenen van Harenkarspel. Het Harenkarspels College kon zich nog maar nauwelijks voorstellen dat het eens zo machtige Graafschap van Egmond landerijen zou verkopen. Een brief van Graaf Lamoraal bevestigde ech ter al hetgeen die afgelopen dagen was gepasseerd. ’Wij, Lamoraal, Grave van Egmont, Prince van Gaveren ende Steenhuysen etc. doen condt’ zo begon zijn brief, waarin hij vervolgens vermeld de dat hij Johan van den Molen ’bij pro curatie volmacht heeft verleend om zaken te regelen met Joncheer Emmanuel van Steenborre, Willem Schouten Jansz en Anthonis Sonck Willemsz, bedijckers van seeckere meere genaemt den Slootgaert.’ In het bijzonder vermeldde hij de rol van de taxateurs: Jan Huybertsz, Jacob Pietersz Lebber, Pieter Heertgens en Comelis Pietersz Ouwen Zoon, buyrluy- den, woonende op ende omtrent den Slootgaert.’ Deze lieden waren ’seer wel bekent met de gelegentheyt ende waerde van den landen. Dat sij de landen van dien

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1998 | | pagina 34