GEGRONDE HOOP. Maar is uw hoofd verhit. Hoe zal uw hart dan wezen? 23 I Een van de jongens raakte dus te water. De redding kostte de ander enorm veel moeite. De drenkeling verstijfde en ver kleumde heel snel door het ijzige water. Uiteindelijk moest zijn redder hem met de prikstok in de hand steken om hem te activeren aan de redding mee te werken. Gegronde hoop; en ja, zoo jong nog wel van jaren, In naam nog maar een knaap van nauwelijks 15 jaren, Wij kunnen hem nog in de rij van kindren scharen, En ziet zijn hart, dat was al reeds tot redding klaar. Want ziet, hij gaat ter slee, de ijsbaan langs getogen, Een makker ijlt hem na, of snelt hem reeds vooruit, Te wijd van huis en erf, en uit der menschen oogen, Zij prikken dartiend voort, geen onheil dat hen stuit. Maar ach! een eindje nog, en ziet, de felle winden, Die stuiven langs een hoek of wel een stroom misschien, Die houden daar een wak, en ach! onz ’jonge vrinden! Helaas! de een van hun, die heeft het niet gezien. Dat stadig kabb ’lend wak, ‘t scheen op zijn prooi te hopen, Ja, ‘t scheen wel of hij zag de sleedjes sneller loopen, ‘t Was of het juichend sprak: ‘t Is haast met u gedaan. En ja, dat scheen wel zoo; bij ‘t vrolijk voorwaarts prikken En mog’lijk onbedacht, zinkt d’een in ‘t golvend nat: En ziet, dit knaapje daar, hij voelt zijn harte tikken, Het vliegt van afzijn slee, waarop hij rustig zat; Hij slaat zijn oog in ‘t rond; ver, ver zijn wel de huizen, Ver van der menschen hulp, o Hemel! welk een schrik, Bij ‘t schouwspel dat hij ziet, zijn hart, het moet vergruizen; Hij ziet nog eens in ‘t rond, maar met een woesten blik, Hij ziet nog eens in ‘t rond, of er ook menschen komen, Zijn oog zoekt rust’loos voort of het ook helpers vondt; Een kort, maar goed beraad heeft hij zich voorgenomen; Hij hoopt op Godes hulp; die hoop, zij was gegrond. begeerde medailles van deze landelijke vereniging werden slechts uitgereikt aan mensen die zich op de een of andere wijze voor de gemeenschap bijzonder verdien stelijk hadden gemaakt. Op 27 december 1868 werd te Oudkarspel een zilveren medaille uitgereikt aan Pieter Hart Sz. en aan Willem de Graaf. Pieter Hart had ook iemand van de verdrinkingsdood gered en Willem de Graaf had vijfentwintig jaar als boerenknecht gediend. Ariën zorgde ook hier weer voor een feestrede. Ariën Kroon schreef voor familie, vrien den en bekenden. Zijn naam was geves tigd. Meester Appelboom drong er bij hem op aan zijn verzen te verzamelen en in boekvorm uit te geven. Zijn vrouw, Trijntje Bos, wees dit voorstel resoluut van de hand. ’Belachelijk, dat schrijven van jou. Alleen maar hovaardij, en geld verslindend’, zo luidde haar oordeel. Ariën zette echter door. Het was een van De band met Oudkarspel was sterk, veel familie van Ariën woonde in dit dorp. Ooit was een oom van hem, Matthijs Kroon, er burgemeester en deze werd later opgevolgd door Ariëns neef Comelis Kroon Matth.zn. In Oudkarspel werd voor het eerst een bewaarschool gebouwd. Ariën leverde zijn bijdrage voor de opening met een toepasselijk vers. De Maatschappij tot Nut van het Algemeen, afdeling Oudkarspel deed meerdere keren een beroep op hem, om een feestrede bij gelegenheid van het uit reiken van medailles te schrijven. De fel-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1998 | | pagina 25