30 Juli] 1867.
Ariën Kroon vond in Appelboom een ver
wante geest. Het schoolhoofd nam kennis
van Ariën Kroons voorliefde, het schrij
ven van gelegenheidsverzen. Ariën Kroon
wilde zich voor de nieuwe hoofdonder
wijzer bewijzen en schreef voor zijn ver
jaardag een bijzonder geslaagd gedicht.
In ‘t Waarlands polder is
Te midden van het land,
Tot voedsel voor de jeugd.
Een appelboom geplant;
Die heden keurig staat
En pronkt met tak en bladen,
En met een rijpe vrucht
Voor kinderen is beladen.
Ja welk een heil voor ons,
Als wij het wel bedenken,
Een boom die rijpe vrucht
Wil aan onz kinderen schenken.
Een boom, die t’ allen tijd
Maar helder staat te bloeijen,
Waaraan bij winterdag,
Zelfs rijpe vruchten groeijen;
En vruchten, die de jeugd
Kan plukken zonder schromen,
Hoe meerder dat ze plukt,
Hoe meer er vruchten komen.
Maar toen hij was geplant,
Deed mij het denkbeeld beven,
Wat vruchten zal die boom
VERJAARWENSCH AAN EEN’
HOOFDONDERWIJZER ONZER
GEMEENTE.
een openbare lagere school in het dorp.
Een groot probleem was echter de plaats
waar de school moest worden gebouwd.
De meeste huizen stonden in die tijd aan
de ringsloot rond de verschillende pol
ders. Ook de kinderen die woonden aan
het Niedorper Verlaat, werden verplicht
gesteld om de school in Waarland te
bezoeken. Na rijp beraad besloot de
gemeenteraad de school midden in de
polder te bouwen, zodat de bewoners van
de verste uithoeken van het gebied even
ver van school af waren. De eerste hoofd
onderwijzer Gerrit Smit Abrahamszn.
vertrok al na drie jaar. Op 9 oktober 1865
werd hij opgevolgd door meester Pieter
Appelboom. De dochter van Appelboom
assisteerde als kwekelinge bij het geven
van onderwijs.
Aan onze kinderen geven
Zal het een zure zijn
Die wrang is in de beet,
Ofwel een zoete vrucht
Die ieder welkom heet?
Of zal zij walg’lijk zijn,
Voor ‘t kind als het haar proeft,
En dat de nasmaak soms
Het ouderhart bedroeft?
Neen, neen, God wou aan ons,
In zegening gedenken
En ons een goeden boom
Met goede vruchten schenken.
Ja, wel een goede vrucht,
Een vrucht die sap kan geven,
Waarmeê ons dierbaar kroost
In eeuwigheid kan leven.
En nu is mijne wensch,
Dat hij nog lang mag leven,
En ook van die vrucht
Wil aan mijn kinderen geven,
'k Wil u mijn goede vriend,
Altijd behulpzaam wezen,
Door hen een goede les
Gedurig voor te lezen;
En o! als het dan mogt
Dat wij hen zamen brachten,
Op ‘t spoor der zaligheid;
Hen stond een heil te wachten,
Veel groter dan het heil,
Dat ons de aard kan schenken,
‘k Wil daarom dan verheugd,
Aan uw verjaardag denken;
Dien gij thans weder viert
Met gade en kroost te gader,
en met deez’jonge schaar
Die vrolijk tot u nadert.
En nu, smaak heil en vreugd,
In dit kortstondig leven;
Verjaar nog menig jaar,
Die wensch wil ik u geven.
De faam van Ariën Kroon als dichter
breidde zich uit. Van verschillende kanten
kwamen uitnodigingen om een vers voor
speciale gelegenheden te maken. Ariën
voldeed hieraan met verve. In de barre
winter van 1867 werd er iemand op spec
taculaire wijze van de verdrinkingsdood
gered. Twee jongens uit Oudkarspel
waren met de prikslee op weg om een
tocht rond de Waarlandspolder te maken,
en daarover schreef Ariën:
22