Nieuwjaarswens aan mijn vader. Ik zeg het zonder vreezen. Weer heeft de lieve zon, Een jaar uw hoofd beschenen En ‘t is voor u en mijn En voor veel anderen henen; Ja, henen is het wel, Geen spoor is meer te vinden Van uur, dag noch maand, Ja die wij nooit weer vinden, Goddank! dat gij dit jaar, Voor ons nog bleef bespaard, Waar zoo veel andren reeds Gedragen zijn ter aard. Wel moest een klein verlies, Aan uwen veestal treffen, Maar met een weinig gelds Kunt gij dat weer vereffen. Daarom lust het mijn hart, Mijn God met blijde klanken, Voor uw gespaarde kroost, En uw behoud te danken. Dank! zij God, U toegebragt, Hij wou ons zoo veel schenken, In ‘t afgeloopen jaar; Blijf hem dan steeds gedenken. Wat of de toekomst geeft, In ‘t nieuwe begonnen jaar, Is ons een raadsel nog En ‘t antwoord is niet klaar. Maar ik wensch veel geluk! Vader Kroon en zijn kinderen waren diep onder de indruk. Nooit eerder had een van de kinderen vader op deze manier toege sproken en op zo’n fijnzinnige manier gevoelens onder woorden gebracht. woestte. De vernietigende werking van de natuur had een diepe indruk op hem gemaakt. Op de een of andere manier wilde hij proberen zijn gedachten over dit gebeuren onder woorden te brengen. In de herfst van dat jaar vatte Ariën het plan op om zijn vader met een gedicht te ver rassen. Hij pakte pen en papier en schreef zijn eerste gedicht onder de titel: Eén keer per jaar was het feest in het dorp: kermis. Dè gelegenheid om in con tact te komen met het meisje van je dro men. Op de Zijdewinder kermis ontmoet te Ariën de vrouw van zijn leven, Trijntje Bos uit Oude Niedorp. Zij was een goede en aanvaardbare partij voor de rijke boe renzoon. Ook de familie Bos bezat name lijk een grote boerderij; dus de verkering werd door de ouders dan ook met vreug de begroet. De melancholieke Ariën was nu tot over zijn oren verliefd en dacht dat de hemel voor hem openging. Op 29 april 1855 schreef burgemeester Cornelis Francis als ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Harenkarspel het echtpaar in in het huwelijksregister. De broers en zusters van Ariën waren het huis al uit. De grote boerderij werd slechts bewoond door vader Kroon, zijn Op negentienjarige leeftijd wilde Ariën de boerderij ontvluchten. Hij meldde zich vrijwillig aan bij de Nationale Militie. Als vierde zoon hoefde hij immers voor zijn nummer niet op te komen. Nee, Ariën wilde iets meer van de wereld zien. Hij speelde zelfs met de gedachte om als milicien naar Nederlands-Indië te gaan. Hoewel het metrieke stelsel al in 1820 was ingevoerd, gebruikte men in die tijd uit weerzin tegen de nog vers in het geheugen liggende Franse bezettingstijd, de oud-Hollandse maataanduidingen. Ariën had slechts een lengte van 1 meter, 5 decimeter, 1 centimeter en 8 millimeter. Met deze lengte van 1.518 meter voldeed Ariën niet aan de normen van de Militiewetgeving uit die tijd. Als milicien moest je tenminste 1.544 lang zijn. Het rapport sloot dan ook met de uitspraak, één jaar vrij: te klein. Ariën was diep teleurgesteld. Opnieuw was hij veroor deeld tot vaders boerderij, de weidse pol ders en de eenzaamheid. Zijn weerzin tegen de boerderij sprak ook uit het keu ringsrapport. Heel bewust had Ariën onder beroep: geen vermeld. In Schagen moest hij zich melden voor een medische keuring. Hart en longen waren in orde, maar Ariën had een pro bleem, waar hij al zo lang onder leed. Ariën was te klein. Het keuringsrapport omschrijft hem als volgt: Ariën Kroon, geboren te Haringcarspel den 16 Februari 1830, beroep geen, aangezigt- rond, voorhoofd-breed, ogen-blaauw, neus-normaal, mond-normaal, kin-rond, haar-blond, wenkbrauwen-idem, merkba re teekenen-geen, lengte 1 el, 5 palm, 1 duim en 8 strepen. 20

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1998 | | pagina 22