9
7-
SM o
(3/
Hoe voer Piet Bruin verder?
10
Een gedeelte uit het
kasboek van de
firma Bruin-Droog.
In 1934 liet Piet Bruin een nieuw huis
bouwen aan de Westkade D 4a. (nu:
Roodpannenhuisweg 10, bewoond door
zijn zoon Jan en diens vrouw Gre Klaver.)
Al spoedig moest er een vaste hulp
komen. Zijn oomzegger Cor Droog, die
thuisgehaald was bij zijn oudste broer
Jan, leek het wel wat. Hij werd aangeno
men en het werk als schippersknecht
beviel hem goed.
In 1938 trouwde Cor Droog met Corrie
van Egmond. Hij werd zelfstandig tuinder
en ging weg bij zijn oom, van wie hij het
huurcontact van de 4 ha. bouwland in De
Kampen overnam. Tijdens de mobilisatie
van 1939 werd Cor opgeroepen en toen
hij in 1940 uit dienst kwam, werd hij los
arbeider. Hij was liever onder de mensen
dan alleen op de akker.
Kort na het vertrek van Cor Droog werd
diens broer Nic knecht bij Piet Bruin en
hij kwam er ook in de kost. Nic werkte
hard, verdiende goed en had het naar zijn
zin bij oom Piet en tante Jans. Een jaar
later verhuisde Nic naar zijn zuster Agie
aan de Kerkweg D 18b. (nu: Kerkstraat
69). Zij was ruim vier weken met Jan
Stoop getrouwd, toen deze onder de
wapenen werd geroepen. Nic wilde zijn
zus niet alleen laten in dat grote huis en
trok bij haar in. Hij is bij Agie en Jan
Stoop, die in mei 1940 uit krijgsgevan
genschap terugkwam, gebleven tot aan
zijn trouwen in 1944.
Nic wilde meer zekerheid en daarom
huurde en bebouwde hij vanaf 1940 de
4 ha. land in De Kampen, waarvan zijn
broer Cor de huurovereenkomst kort
daarvoor had opgezegd. Piet Bruin kocht
was er weer voldoende werk op het land,
aardappelen werden gepoot en koolplan-
ten gezet.
Bij de Roskambrug te Noord-Schar-
woude was de scheepswerf ’de Onder
neming’ van Cor de Wit en later van
Bertus de Waal. Hier gingen de vlet en de
’Johanna’ op de helling. Men keek de
benzine-motoren na, de roestplekken aan
de romp werden weggekrabd en de
onderkanten geteerd en zo konden de
schuiten weer een heel seizoen mee. Dit
onderhoud aan schepen wordt schieman
nen genoemd.
Bruin eerst de herfstwitten naar een zuur-
koolfabriek en later de kleine ’poepewit-
te’ naar de Noordermarktbond.
De tuinders in en rondom het Geestmer-
ambacht werden geplaagd door een ziek
te in de kool. Deze ziekte, draaihartig-
heid, werd veroorzaakt door een aaltje. Er
was toen nauwelijks bestrijding mogelijk
en daarom huurden veel tuinders ’nieuw’
land in Wieringerwaard of de Anna
Paulownapolder. In de herfst vroegen de
Waarlandse tuinders Piet Bruin of hij de
’dene en rooie kool’ naar Waarland wilde
brengen. De kool werd naar de aanleg
steiger van ’t Oude Veer gebracht en van
daaruit met de Johanna naar Waarland
vervoerd. Om de kwaliteit van de produc
ten goed te houden, lette hij erop, dat er
goed werd geladen. Bij slecht weer dekte
hij de kisten en het zakgoed met een zeil
af en voer heel rustig, om geen water te
maken. Voor wat het vervoer betrof, was
de winter voor Piet Bruin een rustige
periode. In die maanden had hij ruim
schoots de gelegenheid zijn eigen
bewaarkool om te leggen. Als tijdverdrijf
pandoerde hij één avond in de week met
zijn broers onder het genot van een
sigaartje en een borreltje.
Vanaf eind februari tot eind april vervoer
de hij bewaarkool. Afhankelijk van de
marktprijs had hij de ene dag meer vracht
dan de andere. In de maanden mei en juni
/,<9o
//.2r
/Ml
er
a 7i 7
73w^-7^
73 a.77-1,