Stromend water.
5
opgezet en vertoonde hij de laatste films
in vier of vijf bedrijven. Maar de belang
stelling viel tot nu toe niet helemaal mee.
Dominee Gijsbert de Leeuw van Oudkar-
spel hield niet van kermis. Voor uitgaan
en vertier had men blijkbaar wel geld. De
laatste collecte voor de Diaconie daaren
tegen had maar bedroevend weinig opge
bracht. De opbrengst ervan stond in ieder
geval in schril contrast met de hoeveel
heid geld, dat nu in enkele dagen over de
balk werd gesmeten.
Dit was de situatie op maandagavond 22
augustsus 1921 in Oudkarspel. Een klein
dorp aan de Langedijk. Een avond, welke
de opmaat vormde voor een drama in deze
kleine gemeenschap.
De Bleekmeerpolder op
een topografische kaart
van 1910.
IJze Koster lag nog maar nauwelijks in
bed toen hij een voor hem bekend geluid
hoorde. Het geluid van stromend water.
Maar tegelijkertijd realiseerde hij zich dat
dit niet kón op deze zwoele zomeravond.
Rap schoot hij in de kleren en rende naar
buiten. Tot zijn stomme verbazing zag hij
dat het water met grote kracht de
Bleekmeerpolder instroomde op de plek,
waar een duiker de verbinding vormde
tussen de Koogpolder en de Bleekmeer
polder. Zijn eerste reactie was onmiddel
lijk de duiker afsluiten aan de Koogpol-
derkant. Vervolgens sloeg hij alarm in
kermisvierend Oudkarspel. Hij wist enke
le polderbestuurders te bereiken. Maar
polderbaas Hendrik Tauber was niet thuis.
Hij was in Alkmaar en werd per ’stoom-
fiets’ opgehaald.
Om te kunnen begrijpen hoe deze ramp
kon ontstaan eerst even een klein stukje
geschiedenis met betrekking tot de beide
polders. De Koogpolder (73 ha.) en de
Bleekmeerpolder (80 ha.) liggen tussen
de dorpen Oudkarspel en Waarland. De
Koogpolder is oud land, de Bleekmeer is
een droogmakerij uit 1632. Tot 1834 had
de Bleekmeerpolder een eigen bemaling.
In dat jaar werd de bemaling gekoppeld
aan die van de Koogpolder. Via een hou
ten duiker op de bodem van de ringsloot
werden de beide polders met elkaar ver
bonden. De molen van de Koogpolder
hield toen ook de Bleekmeerpolder droog.
Dat een dergelijke bemalingsconstructie
risico’s met zich bracht, was al in 1886
gebleken. De Zuiderkoogpolder -een
klein, maar afzonderlijk omdijkt, deel van
de Koogpolder- was ook met een duiker
verbonden met de Middenkoogpolder. In
dat najaar bleek deze duiker lek te zijn
geraakt, waardoor dit stukje polder onder
water kwam te staan. Een gewaarschuwd
mens telt voor twee, een polderbestuur
blijkbaar niet. De duiker tussen de Koog-
en Bleekmeerpolder werd niet extra ge
controleerd of onderhouden.
Deze duiker nu veroorzaakte het geluid
van stromend water, dat IJze Koster alar
meerde. Gedurende een reeks van jaren
had er geen enkel onderhoud aan deze
duiker plaats gevonden. Op veel plaatsen
was het hout verrot, waardoor het water
de lager gelegen Bleekmeerpolder insij
pelde. Die maandagavond begaven enkele
vitale onderdelen het. Met grote kracht
stroomde het water weldra de polder in.
Nadat IJze Koster alarm had geslagen
stroomde de zaal van kastelein Cor Vis in
een mum van tijd leeg en was zijn kennis
definitief mislukt.
De toegestroomde mensenmassa kon op
dat moment evenwel niets uitrichten. Een
poging om het inmiddels in de dijk ontsta
ne gat te dichten door er een ’platschuitje’
in te manoeuvreren mislukte. De kracht
van het water spleet het schuitje in twee
stukken. Er was geen ’houwen meer an’.
Het vee uit de polder kon worden gered.
Er werd ook opdracht gegeven om de slui
zen in de Raaksmaatsboezem dicht te zet
ten, zodat geen verdere toevloed van
water via de ringsloot mogelijk was.
De volgende ochtend -bij daglicht- werd
de omvang van de ramp pas goed zicht
baar. Het gat in de kade van de Bleek
meerpolder had een lengte van bijna vijf
tien meter en was vijf meter diep. In de
I