Regels zijn regels.
Jan van den Meulen.
Anthonis Sonck 1598.
E.van Steenbom.
Comelis van Moerianen.
Schouten.
Michiel Michielsz. 1598.
J. Thomasz. Nots. publ.
Waarland, september 1996
Joop Zutt.
volgens de akte jaarlijks op 10 mei de
twee molenmeesters gekozen worden. Zij
moesten het dagelijks beheer over de pol
der voeren en toezicht houden op de staat
van onderhoud van de polder: ’t sij an den
molen met sijnen toebehoren, rinckdijck,
wegen, bruggen, pompen, hecken die
ges telt moeten worden op ’t scheyt van
eenen yegelijcken zijn lant, wijte, diepte,
claricheyt, soo van den molen- ofte tocht-
slooten als heyningslooten.’ Ook opgeleg
de boeten moesten aan de molenmeesters
worden betaald. Twee keer per jaar, op 1
april en 1 november, werd de polder door
hen geschouwd. Op 10 mei moest reke
ning en verantwoording worden afgelegd.
Tevens was dit de datum waarop stemge
rechtigden of hun vertegenwoordigers
aanwezig moesten zijn. Bij absentie ver
viel hun stemrecht. De polderomslag
moest aan de molenmeesters worden
betaald of aan de Schout van Harenkar
spel of aan de Baljuw van Egmond. Zo
werden in deze akte tot in detail ieders
rechten en plichten vastgelegd: Aldus
gedaen binnen der stede Alcmaer ten
overstaen van Com.van Morienne Jansz.
ende Michiel Michielsz. Snijer, poorters
tot Alcmaer. In kennisse der waerheyt
hebben de voomoemde partijen ende con-
trahenten elcx haer gewoonlicke signatu
ren hieronder gestelt, ten overstaen van
mij openbaer Notaris binnen Alcmaer
residerende; ende waren ondertekent:
Al eerder is erop gewezen dat het dijk
recht boven het burgerlijk recht was
gesteld. Hoe kwam dat recht nu tot stand?
Hoe werd het stemrecht geregeld? Ge
sproken is over de verdeling van de polder
in drie stukken, echter onderverdeeld in
verschillende percelen, verspreid over de
polder. Het is dus niet zo dat de landeige
naren al hun land in één blok bij elkaar
hadden liggen. Het mag duidelijk zijn dat
de Graaf van Egmond en de drie bedijkers
bepaald niet hun eigen kavels stonden te
spitten. Nee, het land werd natuurlijk ver
huurd. De huurders/gebruikers van het
land kregen invloed in het bestuur en
beheer van de nieuwe polder. Er ontstond
een stukje democratie. Afgesproken werd
dat elk van de drie kavels één stem mocht
uitbrengen. Voorafgaand aan een stem
ming mocht ieder die twaalf geer zen land
in een kavel in gebruik had een stem voor
de desbetreffende kavel uitbrengen. Eén
uitzondering werd gemaakt: ’in el eken
van de drie cavels sullen altijt stemme
geven diegene, die denselven meere heb
ben helpen bedijeken ofte haren erffgena-
men, soo lange sij daer eenigh lant inne
behouden.’ Deze uitgebrachte stemmen
tezamen bepaalden bij meerderheid van
stemmen de stem die de kavel zou uit
brengen, terwijl vervolgens de meerder
heid van de drie stemmen van de kavels
beslissen zou. Op deze manier zouden
houd zou zodanig moeten zijn dat het pol
derland beschermd zou worden tegen het
buiten- en Waertwater. Ook voor geza
menlijke rekening kwam het schoonhou
den van de wegen, molensloten, tochtslo
ten, het onderhoud van de molen met
toebehoren, bruggen en pompen evenals
de brug over de ringsloot ’an de Zijd-
wint’. Voor al deze zaken zou men voor
elkaar instaan, ’die oversulex altijt ge
meen sullen blijven ende in aller behoor-
licke geregeltheyt sullen worden onder
houden ende gerepareert.’ Verboden
werd: het graven van een sloot of greppel
nabij de dijk. Op- en afritten of heulen
(duikers) onder de bruggen kwamen ook
voor hun rekening. Verder moesten ze de
sloten tussen de kavels onderhouden ’in
alsulcken wijte, diepte ende reyningen
van croos, flabbe ende quade ruychten’
zoals door de molenmeester ’gekeurt ende
geordonneert sal zijn.’
34