Die dingen vergeet je nooit.
Een mooi hoog wit huis, dat stond aan de
linkerkant van de spoorbaan net voor de
woning waar nu de fam. Bos Slootgaard-
weg 2b woont. Het was een grote gerief
lijke woning met boven drie ruime slaap
kamers en beneden één grote slaapkamer,
huiskamer, keuken en wc. In 1930 kwa
men Bernhard Rohof, zijn vrouw Agnes
Zuydam en hun vier kinderen Piet, Gert,
Jan en Breggie vanuit Heerhugowaard in
dit huis wonen. Bernhard Rohof werd op
11 augustus 1893 in Wognum geboren,
zijn vrouw Agnes in Burgerbrug op 6
januari 1895. Vader Rohof was ploegbaas
bij het spoor voor het baanvak tussen
Noord-Scharwoude en Schagen. Hij was
een bescheiden, humoristische man. Zijn
vrouw Agnes was wat strenger van karak
ter, maar was in haar doen en laten heel
vooruitstrevend.
Dochter Breggie, nu eenenzeventig jaar
en woonachtig te ’t Veld, haalt herinnerin
gen op uit die tijd.
’’Toen wij in dat huis kwamen wonen was
er geen waterleiding en electrisch licht.
Rond het huis stonden twee waterputten
en als de zomers erg droog waren dan
hadden wij niet voldoende water. Dan
kwam er regelmatig een trein met daarop
een watertank om onze waterputten te
vullen. We noemden die trein dan ook de
watertrein. Ik weet nog dat ik een keer
Spoorhuis nummer 26: geen wa
terleiding en elektrisch licht.
samen met de Bleekertjes, dat waren onze
buurkinderen, mee mocht op zo’n kolos
sale locomotief helemaal tot Zijdewind
aan toe. Het leek wel alsof je zelf dat
glimmende, rokende ding bestuurde. Wat
vond ik dat opwindend en dat ik door dat
ritje te laat op school kwam, vond ik hele
maal niet erg.”
”Ik was een jaar of zes toen er een onge
luk op het spoor gebeurde dat als kind
diepe indruk op me heeft gemaakt. Het
was op Witte Donderdag, in 1931, toen
Arie Groen, de kruidenier uit Heerhugo
waard, met paard en wagen bij opoe
Zuydam voor het huis stond. Opa en opoe
woonden toen in het huis waar nu Cos
Klaver woont. De auto van Jan Dekker, de
kolenboer, stond ook op het pad en ver
sperde de weg. Zijn zoon Jantje zat in de
auto. Arie Groen zei tegen Jan Dekker:
’’Schiet wat op man, ik moet nag verder.”
Ik wilde met wat buurkinderen graag
meerijden in de wagen van Dekker, maar
Arie Groen zei: ”Joós, kom maar boi
moin op de wagen.” Jan Dekker ging voor
ons uit, richting spoorlijn. Arie Groen
bleef met zijn paard en wagen en de kin
deren bij mijn opoe Zuydam voor het huis
wachten. Mijn moeder wist feilloos de tij
den wanneer er een trein in aantocht was
en zag het drama gebeuren.
De locomotief raakte de wagen en kleine
Jan werd uit de laadbak geslingerd. Grote
opschudding en paniek onder de mensen,
want hoe men ook zocht, het kind was
nergens te vinden. Met het hart in de keel
werd de spoorsloot gedregd maar Jan
werd niet gevonden. Uiteindelijk zagen ze
Spoorhuis nr. 26 bij de
overweg Oostkade.
Zittend in het gras Breg
gie Rohof met buurmeis
je Corrie Tesselaar.
locomotief uit de verte al snuivend nader
de. De chauffeur sprong bliksemsnel uit
zijn auto en redde zo het vege lijf. Samen
met enkele omstanders duwde Trien het
voertuig net op tijd van de rails.
Tragisch was het ongeluk van de kleine
Wilbert Dekker, vlak voor het spoor. Op
23 augustus 1954 zat het vijfjarig zoontje
van Willem Dekker en Sien Kuijs op de
wagen van Braak. De kermisbaas ver
voerde zijn zweefmolenspullen en reed
richting spoor. Boven op de hobbel in de
weg aangekomen viel Wilbert van de
wagen en kwam onder de wielen terecht.
Het kind overleed en heel Waarland leef
de mee met het verdriet van het getroffen
gezin.
In 1971 verhuisde het gezin van Chiel en
Trien naar de Irissenstraat en kort nadien
sloeg de slopershamer van Boy Limmen
het spoorhuis nr. 26a tegen de vlakte.
De trein reed verder en passeerde:
29
I