Bemiddelaar Johan van den Molen ging te rade bij enkele vooraanstaande heren en vrienden van de Graaf van Egmond. Hij moest echter tot de conclusie komen dat de Graaf door zijn levenswijze veel van de goodwill van zijn vader, Lamoraal Sr., had verspeeld. Na rijp beraad deed hij een voorstel aan de Staten van Holland en Westfriesland. (De Staten hadden, zoals al eerder is beschreven, de eigendommen van het Graafschap in beheer.) Johan van den Molen vatte in zijn voorstel de argu menten van de bedijkers samen, waarna de Staten, Graaf Lamoraal en de bedijkers tot de volgende overeenkomst kwamen. Allereerst wilde de Graaf vermeld hebben dat hij zich niet wenste te verrijken ten koste van zijn trouwe dienaars Steenbom, Schouten en Sonck. Vervolgens werd de overeenkomst van 1590 ’doot ende te nyet’ verklaard. Daarvoor inplaats werd in de akte van 30 juni 1598 bepaald dat de bedijkers ’voor de oncosten van de dij- ckage in vrijen eygendomme zullen hebben en behouden voor haer en haren erffgenamen een gerechte derde part van alle de landen in de dijckagie begrepen ende leggende, metten dijck daer beneffens gelegen, die zij op haer recht van eygendomme zullen aenvaer- den metten inganck van den toecomen- den jaere van 1599’. Het land zou wor den verdeeld in drie gelijkwaardige delen door neutrale personen, die over voldoen de kennis van de kwaliteit van het land moesten beschikken. Het lot zou de uit eindelijke toewijzing bepalen. Wel be hield de Graaf van Egmond zijn tiend recht. Hij ontving hierdoor een tiende deel van de opbrengst van het veldgewas, vruchten, dieren, enz. In het akkoord wer den opnieuw afspraken gemaakt over het onderhoud van de nieuwe polder. Procu reurs Marten Rosa en Anthonis van Flory stelden samen met Johan van den Molen de nieuwe overeenkomst op. De onderte kening is bijzonder fraai. Het document eindigt ’Aldus gedaen in ’s Gravenhage Nu zij met de financiële gevolgen gecon fronteerd werden, hadden ze de voorwaar den vergeleken met andere inpolderingen. En die vergelijking viel wel heel sterk in hun nadeel uit. Gebruikelijk een huurop brengst van ’twintigh stuvers op den morgen’. Tusschen spreecken van eenige goede heeren en vrunden. Waarland, 24 februari 1996 Joop Zutt. Willibrord Snellius vond in 1610 een nieuwe methode van landmeten uit. De landoppervlakte kon door zijn uitvinding uiterst nauwkeurig wor den bepaald. den lesten dagh Juny van den jaere 1598, ende was ondert. met groote lette ren LAMORAAL VAN EGMONT ende ter zijden zijn cachet in rooden wassche daerop gedruckt. Noch stont onderteyckent. Steenborn, Schouten, Anthonis Sonck’Waren de bedijkers tevreden met het behaalde resultaat? Ik heb mijn twijfels. Veeleer de indruk ge wekt, dat zij de teloorgang van het Huis van Egmond voelden aankomen en op een goede gelegenheid wachtten om een nog beter rendement op hun investering te kunnen behalen. De geschiedenis van onze vierhonderd jaar oude Slootgaard zal dat nog verder uitwijzen. 37 I B

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1996 | | pagina 39