TREKTOCHTEN OM DEN BRODE.
Moffen of poepen.
Grenzeloos.
De ontvolking van het platteland werd
nog versterkt doordat in de achttiende
eeuw veel boerenbedoeninkjes verdwe
nen. De malaria sloeg in die periode
namenlijk hevig toe. De bevolking van
Friesland en Noord- en Zuid-Holland
werd door deze ziekte zwaar getroffen.
Een op de vijf inwoners sneuvelde door
deze, voor onze streken, nieuwe ziekte.
De veestapel werd in dezelfde periode
Hans van
Westfalen.
Gastarbeider om
den brode.
Reizen van het ene naar het andere land
betekent voor ons in het algemeen nog:
het duidelijk overschrijden van landsgren
zen. Grenzen met slagbomen, douane en
paspoortcontrole horen daar in onze bele
ving nog duidelijk bij. Wist u dat de gren
zen, zoals wij die kennen, niet meer dan
twee eeuwen oud zijn? Pas na de Franse
Revolutie stelden de Franse troepen de
grenzen in zoals wij die kennen. Voor die
tijd kende men geen grenscontrole. Door
het ontbreken van grenzen vormde het
hele kustgebied van Noord-Frankrijk tot
Denemarken in de zeventiende en acht
tiende eeuw in zekere zin een samenhan
gende arbeidsmarkt. De samenleving ver
anderde snel in die jaren. Noord- en
Zuid-Holland beleefden de Gouden
Eeuw. Veel mensen trokken van het plat
teland weg naar de rijke Hollandse steden,
zoals Amsterdam, Hoorn, Haarlem en
Alkmaar. De scheepvaart en marine kon
den enorm veel jonge mannen gebruiken.
Het sterftecijfer in de steden was echter
door de vele besmettelijke ziekten hoog.
Bij de scheepvaart was het al niet veel
beter. Van de door de Verenigde Oost-
indische Compagnie geronselde beman
ning kwam vaak tweederde deel niet terug
in Holland. Zij stierven door ziekte en
ontberingen of bleven achter in het verre
Indië. Het platteland raakte daardoor ont
volkt en de boeren slaagden er niet in om
met eigen krachten de hooioogst tijdig
binnen te halen.
In het eerste nummer van
’Toendertoid’ schreef mijn vader een
brief aan de redactie van ons blad,
waarin hij de aandacht vestigde op het
verdwenen ’Poepenest’, een huisje in de
Slootgaard waar in vroeger tijden de
maaiers, poepen genaamd, in de
zomermaanden bivakkeerden. Hij ver
onderstelde dat deze maaiers vooral uit
Drenthe, Overijssel en Gelderland
kwamen. Nader onderzoek toont echter
aan dat deze trekarbeiders meestal uit
Duitsland kwamen. In de vorige eeu
wen bestonden Noord- en Zuid-
Holland en Utrecht voor het grootste
deel uit grasland. Ook Waarland was
vrijwel geheel in gebruik door boeren
bedrijven, evenals de Slootgaard. De
ene helft van het weiland werd door het
vee beweid, de andere helft was hooi
land. Het hooiland moest in korte tijd
met de zeis (handwerk dus) worden
gemaaid. Zou men hierover te lang
doen, dan ging het gras bloeien en werd
het vrijwel waardeloos. Het gemaaide
gras moest na enkele dagen worden
gekeerd en, als het voldoende was
gedroogd, naar de boerderij worden
gebrachtDat werk werd gedaan door
de ’poepen’. Aan het einde van de vori
ge eeuw werd een revolutionaire uitvin
ding gedaan: de maaimachine. Met
deze uitvinding werd de arbeid van
deze mensen overbodig en was hun rol
in het boerenbedrijf uitgespeeld.
In dit artikel wil ik verder ingaan op de
komst van de Poepen naar Waarland.
Aanleiding hiertoe was het artikel van
mijn vader en een tentoonstelling, nu
ruim drie jaar geleden, in het Westfries
Museum te Hoorn.
31
I