1 Van zwarte teer en blauwsel. De grote schoonmaak van de boerderij gebeurde jaarlijks in het voorjaar. Daar was het hele gezin wel een week mee zoet en de meisjes Venneker moesten dan op zaterdag extra flink de handen uit de mou wen steken. De werkzaamheden werden volgens een vast patroon uitgevoerd. Vooral het schoonmaken van de stal na de winter was echt noodzakelijk. Per slot van rekening hadden de dieren daar de hele winter op stro gelegen en de omgeving met koeiekak flink bevuild. Eerst werd de stal goed nat gespoten en liet men het hele vertrek een nacht weken. De volgende dag moest het lijf er flink tegenaan. Jan, Hiltje, Kees en Riet schrobden met lange stokken, waar boenders aan zaten, alle smurrie en drek van de muren en de vloer. Geen plekje werd overgeslagen. Daarna ging de spuit er weer over heen. Als de boel droog was werd de groep door Jan zwart geteerd. De schotten werden wit geschilderd, met uitzondering van het bovenste randje. Dat werd voorzien van een lijnrecht streepje blauw. De bus wit kalk kwam tevoorschijn en met een husje blauwsel werd de kalk gemengd tot een helderblauwe kleur. Hiermee kwastte Jan de onderkanten van de stal blauw. Over de losse beunen in de koegang rolde Hiltje van voor naar achter een loper. Aan weerszijden van de loper strooide ze een breed tapijt van schelpen uit. De schelpen haalde Jan op de fiets bij de schelpkalkfabriek te Schoorldam. En wat hield Hiltje de mensen nauw in het oog als ze over het lopertje in de stal lie pen. Ze volgde de stappende klompen met argusogen en schetterde steevast: ”Koik uit weer je loop en denk d’r om, je stappe niet op m’n schellepies, ’oor!” Ook de ’koes’ in de stal, waar Kees gedu rende de zomermaanden sliep, werd opgeknapt en het staltje, waar het gezin tijdens dit seizoen woonde, onderging een schoonmaakbeurt.( Na de wintertijd werd een gedeelte van de stal afgeschermd en tot woonruimte gemaakt). En als dan eenmaal de van kastpapier geknipte gordijntjes voor de koeraampjes hingen, zag de stal er spatzuiver en oogstrelend uit. Als de schoonmaak van de stal klaar was, kwam het woongedeelte aan de beurt. In de kamer bevonden zich twee grote kasten waarin vier prachtige serviezen en mooi Kees Stoop, de zoon van Jan Stoop en Hiltje Kager. 23 glaswerk te pronk stonden. Alleen bij spe ciale gelegenheden werden deze spullen gebruikt. Voorzichtig ontruimden Hiltje en Riet de kasten, trokken het witte kast papier van de planken, en sopten de kas ten uit. De serviezen en de glazen onder gingen een zachte wasbeurt, schoon wit papier werd met punaises op de planken bevestigd en al het fraaie antiek werd weer keurig opgesteld. Een gehaakt rand je van wit katoen aan de voorkant van de planken maakte het geheel af. De kasten, die tegen de hooiberg aan ston den, werden pas na september, als het hooi uitgebroeid was, schoongemaakt. Zo na de hooitijd stikte het in die kasten altijd van de hooimijt. De linnenkast schoonmaken was ook niet zo maar even gebeurd. Hiltje had stapels fraai geborduurd linnengoed en ze hield van netjes. Dus alles moest keurig op sta peltjes vouwrecht worden gerangschikt. De matrassen werden van nieuw stro voorzien, de winterkleren werden buiten aan de lijn te luchten gehangen. Riet en Els kregen geen extra geld voor het meehelpen bij de schoonmaak. Toch was Hiltje best vrijgevig, ze leende ook graag geld uit aan mensen die daar gebrek aan hadden. Met Sinterklaas kregen Riet en Els van haar extra dure en mooie cadeautjes, zoals een mooie trui of een schort bijvoorbeeeld. De kachel schoonmaken en het schrobben van de keuken was de vaste taak van boer Jan. Het schoonmaken van de gortlaad deden Jan en Hiltje met z’n tweetjes. t ik VC

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1996 | | pagina 25