Liefde op ’t eerste gezicht.
rood haar, dat was toen in die tijd ook niet
mooi. Maar alle hout is geen timmerhout.
Ik voelde er niks voor om verkering te
maken. Op een keer zei hij tegen mijn
Moeder: ”Ik hoop dat ik nog eens Moeder
tegen je mag zeggen.” Ik was er zelf bij,
dus ik zei, ”Nee Dirk, dat zal nooit gebeu
ren.” Zoals ik zei moest ik een keer te
oppassen naar Bijman. Hij dacht zeker,
dat is jacht voor Fikkie. Hij wist het, dus
hij naar mij toe, maar hij wist niet, dat er
ook nog een zuster van Vrouw Bijman bij
me was. Aaltje, heette die. ”Gut” zegt ze,
”er lijkt wel een jongen te komen, ken je
die?” Nu, ik had hem allang al zien
komen, maar ik zei: "Nee, ik weet ook
niet wie dat is.” Nu ik zei: ”Ga jij maar
naar de deur, en vraag maar wat hij moet.”
En Aal ging, en ik stond achter de keuken
deur te lachen. En ik kon alles horen.
Maar Dirk had vanzelf nooit gedacht, dat
ik al gezelschap had en keek vanzelf raar
op. (Maar tussen haakjes) ze verkochten
altijd aardbeien bij Bijman, maar die
waren nog niet rijp, en Dirk wist niet wat
hij zeggen moest, en toen zei hij: ”Ik
kwam eigenlijk om aardbeien, zijn die al
klaar?” ”Nee hoor, nog lang niet”, zei
Aaltje, dus die duwde de deur weer dicht
en Dirk ging weer. En Aal kwam weer in
huis en ik stond te schateren van ’t lachen.
’’Kreng”, zegt ze, ”jij wiste wel zeker wie
dat was.” Ik zei: ”Ja, een vrijertje voor me
en ik wil hem niet.” ”Nou je bent een
mooie”, zegt ze. ”Die jongen wist nu
natuurlijk niet wat hij zeggen zou.” En ik
had dat tegen Geertje Bruin verteld en
’s avonds gingen we veel naar ’t Lof, dat
was dan 's avonds, dat is nou ook niet
meer. En liepen we soms met een heel
koppeltje jongelui gezellig naar huis, en
Dirk liep er ook bij. Afijn, Geertje Bruin
was eerder thuis als wij, ze liep vlug het
poortje in en zei: ’’Dirk, waren de aardbei
en nog niet klaar?” Nu dat vond ik
gemeen van haar want ik stond er mooi op
natuurlijk. Ik had nog gezegd, niks zeggen
hoor. Maar Dirk heeft er niks van tegen
mij gezegd.
Ik was inmiddels 20 jaar, en waren mijn
zuster en ik een keer bij mijn oudste zus
ter, en was het kermis in Oudkarspel en
wilden wij daarheen. Nu dat mocht wel,
want ’t was niet zo ver af. Maar we had
den afgesproken dat er niet één alleen naar
huis moest, allebei een jongen of anders
niet, want het was een eenzame donkere
weg daarheen. Toen zei mijn zwager nog:
’’Goed uitkijken met wat jongens of jullie
gaan,” en, zegt hij: ”Als Arie Hoogeboom
je vraagt, kun je het wel doen, want dat is
een goeie jongen, want daar werk ik alle
dagen mee.” ”Ja”, ik zeg, ”die ken ik wel,
van twee jaar geleden, toen was ik hier
ook te kermis.” Ik had toen al gehoopt, dat
hij me vragen zou, maar hij ging met een
ander meisje, een vriendin van mijn zuster
Trijntje en ik raakte met een vriend van
hem. In die twee jaar tijd hebben we alle
bei weer verkering gehad, allebei uit
geraakt. Dus zo krijg je toch, wat voor je
uitgestippeld is. Nu wij gingen de dans
zaal in en daar was het heel rustig, want
het was de laatste dag Dinsdag en dan was
er altijd groot vuurwerk in Schagen, en
daar gingen heel veel jongelui naar toe en
kwamen dan ongeveer twaalf uur weer
terug, nu dan was het de moeite nog wel,
om kermis te vieren, want die duurde tot
vijf uur 's morgens. Maar Arie Hooge
boom en zijn vrienden waren er wel, en hij
kende me nog, van twee jaar geleden. Dus
hij kwam al gauw naar me toe, en vroeg
me te dansen. Nu dat viel mee en ik deed
dat direct natuurlijk. Na nog een deuntje
vroeg hij me of ik met hem uit wilde. Nu
dat wilde ik wel, maar ik zeg, dan moet
mijn zuster ook een jongen, dat hebben
we afgesproken. ”0”, zegt hij, ’’daar kan
mijn vriend dan wel mee, die heeft zoéven
ook al met haar gedanst.” Maar Arie was
nog ouder als zijn vriend. Ik vroeg aan
zijn zuster hoe oud is je broer? Ze zegt:
”25.” Ik zei: ”Zo oud al.” Daar schrok ik
een beetje van, maar ik ging toch even
goed met hem, want ’t was liefde op ’t eer
ste gezicht. Maar mijn zuster wou niet met
die vriend. Ze zei: ’’Denk je dat ik met
zo’n ouwe jongen uitga, ik ben nog maar
zestien, en hij is al 24.” Ze zei: ”Dat doe ik
vast niet.” Nu ja, ik had het ook niet
gedaan. Dus ik zei: ”O meid, doe het voor
een keertje, wat hindert dat.” En warem
pel ik moest er nog heel wat om praten, en
opslot deed ze het dan toch maar. Maar
zo’n nacht gingen we niet de hele tijd dan
sen. Maar dan zaten we aan lange tafels,
net of het bruiloft was en dan maar pret
maken, dan rookten de meisjes ook soms
uit lange stenen pijpen. Ja, we deden dan
ook allerhande grappen en dan was het zo
vijf uur. Er liep dan wel eens een man met
een handwagen te venten door het dorp,
en dan riep hij: ’’Grote stelen en kleine
stelen, maar grote stelen ’t meest.” Dan
had hij die pijpen op zijn wagen en met
kermis dan werden die veel verkocht.
i