Drie jaar Slootgaard. dan teveel een gok om ervan uit te gaan, dat de Slootgaard vooral in gebruik was genomen als grasland? Ik geloof van niet. Ongetwijfeld zal er ook wat groente zijn verbouwd, wat haver of mosterdzaad, kool of uien. Het merendeel moet echter in gebruik zijn geweest door boeren. Ook menig dorpeling had wel een of twee koeien op stal en kon als de gelegenheid zich voordeed op kleine schaal in slacht- of melkvee handelen. Daarnaast had men de echte veehouderijbedrijven. We moe ten ons daarbij geen grootschalige bedrij ven voorstellen. Nee, met 10 tot 15 koei en, enkele varkens en kippen was men boer met een vol waardig bedrijf. Opval lend in die tijd was het grote aantal men sen dat op zo’n boerenbedrijf werkte. Naast boer en boerin waren er vrijwel altijd een knecht en een meid werkzaam. Bij veehouders was inwoning heel gebrui kelijk, vooral van personeel. Ook oudere kinderen bleven meestal thuis werken op de boerderij. Op al die boerderijen werd melk tot kaas verwerkt. In het door Van Deursen geschreven boek ’Graft in de zeventiende eeuw’ lezen we, dat het gehe le Noorderkwartier in de late middeleeu wen op grote schaal boter en kaas expor teerde, terwijl in de achttiende eeuw de zuivelproduktie vrijwel uitsluitend op kaas was ingesteld. Het is niet bekend wanneer deze overgang zich heeft vol trokken. De prijs van de kaas was redelijk stabiel en leverde gemiddeld twee stuivers per pond op of -zoals men het toen meest al zei: tien gulden de honderd. Men kon ermee rondkomen, maar ook niet meer dan dat. Wie komen we nog meer tegen in of rond de Slootgaard? Onze omgeving had in die tijd enorm veel goed viswater. De Schagerwaard of -zoals het toen heet te- het Witsmeer moest nog drooggemalen worden. Dus zijn er ongetwijfeld vissers aan het werk geweest. Zoetwatervisserij was rond 1600 een lonend bedrijf. Ook zullen er mensen zijn geweest die in de wintermaanden met baggeren of rietsche- ren wat hebben kunnen bijverdienen. Het zal toch ook hier vooral de kleine man zijn geweest. Ploeterend en vechtend voor zijn schamel dagelijks brood. Dat ook de rijke lui, de bedijkers, niet succesvol waren en uiteindelijk niet veel beter werden van de drooggelegde Slootgaard zal nog blijken. Waarland, september 1995 Joop Zutt. Uit het verslag van de drie mannen spreekt de grote zorg voor polder en dijk. Vooral de dijk was immers van levensbe lang voor de gebruikers en eigenaren van de polder. Drie jaar was de polder droog. En je vraagt je dan af: Wat gebeurde er die eerste jaren in de polder? Hoe lang duurde het voor er een redelijke opbrengst werd verkregen? Welke produkten verbouwde men? Vragen, vragen. Naar de antwoor den kunnen we slechts gissen. Wel weten we dat men in dit gebied voorrang gaf aan het water boven de weg. De eerste boerde rijen werden dan ook gebouwd langs de ringsloot. De ringsloten moesten niet alleen ruim en breed zijn voor de opslag en afvoer van het boezemwater, maar ook zodanig ’dat men bequaemelicken met een geladen praem goet daerdeur mach varen.’ De gebruikers van het land, zo hebben we in een van de vorige uitgaven van ’Toendertoid’ kunnen lezen, waren in hoofdzaak woonachtig in Zijdewind, Oudkarspel, Oude Niedorp of Barsinger- hom. Kijken we naar de oudste bebou wing van deze dorpen dan vinden we toch vooral de echte Westfriese boerderijen. Ingericht en afgestemd op de veehouderij. Ook in de Slootgaard stonden langs de ringsloot toch vooral boerderijen. Is het bekeurde haar als volgt: ’Mijn G. Joffrouwe van Egmont zal hare Gravinnes dijck verhogen op ’t noordeynde tegens Theus Gijsen dijck an verhogen ende ver breden V roeden, ende zal haer Gravinne noch een stuckgen zuytop in ’t zelfde parck mede verhogen ende verbreden als- voren III roeden. ’Molenmeester Harck Comsz. moest zijn deel van de dijk verho gen en verbreden. De kruin van de dijk mocht hij ook ’aenslicken’. Wijloff Gerritsz. kreeg meer te doen. Hij kreeg opdracht zijn stuk dijk op te vullen en ste viger te maken, de buitenkant te laten glooien en met graszoden te bezetten. Willem Hackel had waarachtig graszoden uit de dijk gespit. Hij kreeg, naast de opdracht tot herstel, een stevige repriman de van de schouwmeesters. Jaap Jan Mes kreeg ook het nodige te doen: zijn parck verhogen ende verbreden, den dam naast Eylants hek (of de anvaert over) van bin nen te verstevigen, den opgedolven dijck van ’t jaer verleden in ’t generael met slick, cley ofte modder te vollen van bene den tot boven aen de cruyn van den dijck gloywijs onder snede. on I

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1995 | | pagina 33