Het gevecht om eten.
In september 1944 was het offensief van
de geallieerden vastgelopen. De frontlinie
in het zuiden had de rest van het land
afgesneden van de kolenmijnen in Lim
burg. Het westen was voor de energie
voorziening van Duitsland afhankelijk
geworden. De treinstaking, die op gezag
van de regering in Londen was bevolen,
leidde tot stagnatie en uiteindelijk tot stil
stand van kolen en voedseltransport. Op
het platteland had men voldoende te eten.
De tuinders in Waarland hielden allemaal
wel wat van de verplichte leveranties ach
ter de hand. Ook hadden de meeste van
hen wel wat vee op stal, clandestien, dat
wee naar huis, naar zijn ouders, broers en
zusters. Heimwee naar Waarland. Hij ver
langde naar rust, weg van het geschreeuw
van de Duitse opzichters. Toen hij van
huis was vertrokken, was hij een gezonde
sterke jongeman. Nu voelde hij zijn
krachten snel afnemen. Jaap meldde zich
ziek. De Russische kamparts was een
slaafse volgeling van de Duitsers. Hij
durfde niets. Hij vond Jaap goed genoeg
om te werken. Midden januari 1944 kon
hij niet meer. Hij werd naar het ziekenhuis
gestuurd. Na onderzoek bleek dat zijn
gezondheidstoestand zeer slecht was.
Tering luidde de diagnose, vliegende
tering, een levensbedreigende ziekte. Jaap
was al zo verzwakt, dat hij feitelijk geen
echte kans meer had. Op 1 februari 1944
overleed hij, eenzaam, ver van huis, zon
der zijn naaste familie om hem heen.
Slechts omringd door een paar ploegge
noten zoals Cor Wijnker uit Zijdewind en
Jan Jong uit Oude Niedorp. Hij werd op
4 februari 1944 begraven te Lebenstedt.
Vader en moeder Kramer wisten dat hun
zoon het moeilijk had in Duitsland. Ze
hadden echter geen enkele vrees dat hun
sterke zoon het niet zou overleven. Op 8
februari 1944 kwam de al ondergedoken
burgemeester Nolet van Harenkarspel
persoonlijk de familie Kramer het droeve
nieuws brengen. De ontsteltenis was
groot. Groot het ongeloof en de verbijste
ring. Hun zoon dood, doodgegaan in dat
verre vijandige Duitsland. Heel Waarland
leefde met de diepgetroffen familie mee.
Moeder Kramer kwam haar verdriet pas
na drie jaar enigszins te boven. Rust en
troost vond zij, toen op 22 augustus 1951
het stoffelijk overschot van Jaap op het
kerkhof van Waarland werd herbegraven.
Vooral vrouwen trokken erop uit.
wel. Clandestien werd er ook geslacht,
ondanks dat ook hier strenge straffen
opstonden. Op een andere manier ging er
echter ook wel eens wat mis. Dirk Dekker
van Jantje van Schagen had een best vet
varken geslacht en het vlees op de boet-
zolder verborgen. Tot zijn woede en ver
bijstering was het vlees de volgende mor
gen verdwenen. Gestolen!! Wie zou hem
dat nou geflikt hebben? Tot groot ver
maak van de hele familie Dekker bleek
zijn broer Gert de boosdoener te zijn. Het
vlees kwam gelukkig weer te voorschijn.
Maar Dirk nam een paar weken later
wraak. Hij joeg Gert Dekker en Marie
Volkers de stuipen op het lijf door als
spook in hun slaapkamer te verschijnen.
Gert Veldman had weer andere proble
men. Ook hij had clandestien geslacht.
Het vlees werd gekookt of gerookt. De
hele buurt snoof watertandend de heerlij
ke geuren op. Tot er plotseling controle
kwam. Gert laadde alle potten en pannen
in zijn schuitje en verdween daarmee de
polder in. De controleurs roken niets!?
Ongetwijfeld zijn er meer van dergelijke
anecdotes te vertellen. Het hele dorp
beleefde plezier aan deze voorvallen. De
werkelijkheid was echter schrijnend. De
winter viel in, een strenge winter. In de
steden steeg de nood steeds hoger, aan
45
E