Piet Pater. Weteringschans. De rol van Bosma. Ik weet nog steeds niet wie burgemeester Bosma van Oude Niedorp heeft gewaar schuwd, maar ineens stond hij bij Tamis op het erf. Hij woonde in de burgemees- terswoning aan de Rijdersstraat in ’t Veld, betrekkelijk dichtbij dus. Aan zijn optre den hebben we het te danken dat we niet zijn gedood. Hij wist de Duitsers ervan te overtuigen dat het onzinnig was onschul dige mannen te doden. M’n vader Klaas en m’n broer Henk hadden het hele gebeuren vanuit de kamer gezien. Van angst vluchtten zij over een slootje naar buurman Bakker, de vader van dat grote gezin. Een van de soldaten zag dit en haalde hen bij Bakker op. We moesten nog net zijn geweer pakken. Hij schoot op de vluchtende Piet Pater. Het eerste schot ketste af op de schuur van Tamis, het tweede belandde in een boom. Het derde schot was dodelijk. Op een afstand van enkele meters van het huis van Tamis werd Piet Pater door een schot in zijn rug gedood. Vanuit Waarland kwamen nog enkele Duitse soldaten aangereden. Ik werd samen met Cees, Piet, Siem en Hendrik Tamis uit huis gehaald. Ook Jan Veul werd uit zijn huis gehaald, hij werd vlakbij de gedode Piet Pater gezet. Het was de bedoeling dat Jan Veul gefusil leerd zou worden naast het lichaam van Piet Pater. Wij moesten in een greppel bij het huis van Tamis staan. De soldaten maakten aanstalten ons met mitrailleur- vuur om het leven te brengen. Hoewel het al donker was, konden we toch zien waar de bus reed. Na ruim anderhalf uur kwamen we in Amsterdam aan. We werden bij het Huis van Bewaring aan de Weteringschans afgezet. In een van de vertrekken stonden wel vijf tig Amsterdammers. Sommige van hen hadden zich niks van de spertijd aange trokken en waren opgepakt. Ook waren er enkele stakers opgebracht. Zij werden net als wij door Hollandse SS-ers, die in Duitse dienst waren, bewaakt. Van liever- delee begonnen we wat met die mannen te praten en hoorden we hun verhalen. We bleven die nacht daar. De volgende dag, ’s morgens vroeg, kregen wij van die Hollandse soldaten een stuk zurig brood. Dat moesten we stiekem in de wc opeten. Ik kreeg toen de kans om het illegale mee naar Waarland. Met de handen omhoog liepen we met z’n achten naar de Posthoorn. Drie soldaten hielden ons onder schot. Toen we op de Weelbrug lie pen, zagen we Jaap Bakker, die ook aan de Oostkade woonde, in de verte aanko men. Een Duiter legde z’n geweer op de brugleuning en schoot in de richting van Bakker. Die dook de kant in en wist zo te ontkomen. Ik liep op m’n sokken. De Weelweg was net opnieuw geteerd en die kleine steentjes pikten in m’n voeten. Kapper Gelder zag ons gaan en schudde z’n hoofd. Siem Tamis kon, vermoedelijk van de zenuwen, zijn armen niet meer omhoog houwen. Af en toe kreeg hij van zo’n smeris een por in z’n rug en zo kwa men we aan bij het café van Cor van Ophem. Daar waren ook de opgebrachte Bruinen. Ik zag er mijn schoonvader Adam Bruin, m’n zwager Jan Bruin die met Corrie, een zus van van mijn vrouw, was getrouwd en nog meer Bruinen die ik kende. Kort daarna mochten alle Bruinen naar huis. Ook m’n vader en m’n broer mochten gaan. Wij zessen, vader Tamis met z’n drie zonen, Jan Veul en ik, moes ten blijven. Eerst moesten we in de bus van die Duitsers. Later werden we er weer uitgehaald en werden we tegen de muur van het café gezet. Een mitrailleur werd weer op een driepoot gezet. Het leek erop dat we alsnog de kogel zouden krijgen. Effies later moesten we de bus weer in en gingen we via de Weelweg Waarland uit. Op De Weel zagen we een groot wit laken waar Piet Pater nog onder lag. 36

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1995 | | pagina 38