Het einde van de oorlog.
Onderduiker Kees: Elias Vlessing.
Wat ons bijna nooit overkomen was, dat
de buitendeur niet op slot was gedaan.
Het gehele gezin lag in bed. Het zal onge
veer elf uur geweest zijn toen plotseling
de vrouw van Piet Baars uit Nieuwe
Niedorp bij ons in huis stond. Ze riep
luid: ’’Wees maar niet bang hoor, ik ben
Emma en ik kom vertellen dat de oorlog
voorbij is.” We kwamen allemaal het bed
uit en we konden het eigenlijk nog niet
geloven. De emoties kwamen los. We
waren weer vrij.... Het was natuurlijk een
geweldige opluchting dat we bevrijd
waren. Er was geen avondklok meer, we
hoorden geen bommenwerpers meer en
iedereen kon zich weer vrij op straat
begeven. Maar Kees was steeds in
gedachten bij zijn vader, moeder, broer en
zusje. Wat is er met ze gebeurd? Een
week na de bevrijding is hij naar Alkmaar
gegaan. Op het gemeentehuis lagen de
lijsten van alle slachtoffers, die in concen
tratiekampen waren omgekomen. Bij wat
ik nu schrijf, krijg ik nog een brok in mijn
keel. Kees zag de namen van zijn vader,
moeder en zusje. Wat moet dat verschrik
kelijk geweest zijn. Hij kwam weer bij
ons thuis, helemaal verslagen. Hij kon
eerst altijd een praatje. Maar toen we
Kees hadden was dat anders, een gespan
nen sfeer. Buurvrouw vond dat eigenaar
dig en zei tegen haar man: ”Wat er bij de
buren aan de hand is weet ik niet, maar
het gaat er wel wat vreemd aan toe.” En
dit vertelde ze ook aan haar schoonzoon.
Piets gedachte ging uit naar een onderdui
ker en hij wilde naar ons toe. Op een
zekere ochtend stond hij bij ons in de
gang. Moeder verschoot natuurlijk heel
erg. Hij maakte eerst een praatje over
gewone dingen en toen kwam de vraag:
”Ik hoop niet dat je bang voor me bent,
want als ik je helpen kan dan doe ik dat
graag.” Even was het stil en vroeg hij:
’’Hebben jullie een onderduiker in huis?”
Nou dat kwam hard aan bij moeder. Dat
was natuurlijk van: ”Hoe kom je erbij.
Nee, helemaal niet.” Maar hij kon aan
haar gezicht zien, dat het wel zo was en
zei: ’’Buurvrouw, je kunt me echt vertrou
wen. Wat ze van mij denken is niet waar.
Ik hoop, datje kunt zwijgen, want ik zit in
het ondergrondse.” Toen kon moeder er
niet meer onderuit. Kees, die op de zolder
zat, werd geroepen en ze maakten kennis
met elkaar. Maar Piet hoorde er van op,
dat het een joodse jongen was. Hij zorgde
voor extra distributiebonnen en we kon
den daarop suiker en meel kopen. Vanaf
die tijd ging Kees nog wel eens een
avondje naar buurman Koenis. Maar
omdat hij bij ons was, bracht dat altijd
spanning met zich mee. Ons gezin had al
eens met de Sicherheitsdienst te maken
gehad omdat we al eerder een onderdui
ker in huis hadden. Toen heb ik een revol
ver op mijn borst gehad en moest vanuit
mijn slaapkamer op zolder naar beneden.
Het gehele gezin moest om de tafel gaan
staan en die Duitser speelde met zijn
vuurwapen. De angst zat er toen goed in.
Maar dit is goed afgekomen. Ik moest met
hem mee, maar dan had ik bij hem achter
op de fiets moeten zitten, wat natuurlijk
niet kon. Ik moest maar wachten tot ze me
kwamen halen. Dat is gelukkig niet
gebeurd. Wij hoopten dat het ook deze
keer goed zou gaan. Maar hoe langer
Kees bij ons was, hoe makkelijker we
werden. Hij kwam meer buiten en stud-
derde dan wat op het erf. Soms hielp hij
mensen uit de stad die aardappels, kool of
wortels wilden kopen. Op zekere dag
moest hij naar de dokter. Hij had zere
plekken op zijn benen en armen. Kees en
ik gingen op de fiets met anti-plof banden
op weg naar Oude Niedorp. We kwamen
op ’t Verlaat en daar stonden twee agen
ten. Nou, je kunt je indenken wat er door
ons heen ging. Ik zei: ’’Gewoon doorrij
den.” Gelukkig waren het Nederlandse
agenten, dus daar hadden we geen proble
men mee. Aangekomen bij dokter
Schreuder ging Kees de spreekkamer in
en ik wachtte het af. Al heel snel kwam de
dokter naar mij toe en vroeg of ik wel wist
wat voor persoon hij was. Ik begreep
onmiddellijk wat de dokter bedoelde.
Ook deze keer was het goed afgelopen.
12