I
I
De eerste maanden bij ons thuis.
Angst.
Christina Zoon en Klaas Smit.
industrieterrein van Heerhu go waard.) Hij
klom over de spoorlijn Langedijk-Heer-
hugowaard en kwam op de Laanderweg
terecht. Via de Smeugelweg en de Hoge-
brug kwam hij in Waarland. Daar stond
hij en dacht: ’Wat zal ik doen?’ Hij wilde
eerst aankloppen bij de familie Zutt (nu:
camping ’de Luwe Stek’), maar hij deed
dit niet want hij vond het huis te dicht aan
de weg staan. Stel je voor dat er een hond
was of dat daar misschien mensen woon
den, die aan de verkeerde kant stonden,
dan zou hij alsnog gepakt kunnen worden.
Tussen de wolken kwam af en toe het licht
van de maan te voorschijn. Hij zag een
bosje en dacht: ’Als daar nu een huisje
staat, moet ik het wagen.’ Hij ging de
klucht af en weer dwars door sloot en
slofter en kwam zo ongeveer om half drie
in de ochtend bij ons huis aan. Denk je
eens in, opgejaagd door ’beesten’, geheel
onschuldig, drijfnat en nog enkele uren in
een koeschuur. Het moet een verschrikke
lijke marteling voor die jongen zijn
geweest.
Buurman Koenis had een dochter, die met
Piet Baars was getrouwd. Zij woonden in
Nieuwe Niedorp en kwamen nogal eens
thuis bij haar vader en moeder aan de
Hogebrugweg. Piet stond bekend als een
’gevaarlijk’ persoon, als iemand die de
kant van de Duitsers koos. Maar ja, je was
buur en verder liet je het zo als het was.
Buurvrouw Koenis haalde een paar keer
Hij was de hele dag boven gebleven en of
hij nu die dag geslapen heeft is moeilijk te
beoordelen. Naar geloof maar gerust dat
het moeilijk is, als je bij bot vreemde
mensen je op deze manier moet voorstel
len Toen hij uit bed kwam was hij rustig
maar wel zenuwachtig, dat kon je zien.
Onze familie stelde hem gerust, moeder
had eten voor hem gemaakt en zei: ”Kom
me knecht, je moet goed eten, want je zal
nou wel honger hebbe.” Hij kwam die
avond aardig tot rust en begon te vertel
len, dat hij Kees Hogevorst heette en dat
hij uit Schoorl kwam. Hij vertelde ook dat
hij een vader, moeder en nog een broertje
en zusje had. Maar die waren ergens
anders ondergedoken. En daar zal hij
zeker die dag, toen hij bij ons in bed lag,
aan hebben gedacht. Waar verbleven ze?
Hoe ging het met ze? Je kunt je indenken
wat er in zo’n jongen omgaat, als je fami
lie zo uit elkaar wordt gerukt. En ik weet
zeker dat hij erg aan zijn familie gehecht
was. Kees was van mijn leeftijd, dat
kwam goed uit en wij werden gauw dikke
vrienden. Ik knipte zelfs zijn haar, die
mooie donkere krullebol. Het leven ging
verder. Hij was mijn slapie geworden,
maar we moesten vreselijk voorzichtig
zijn. Het mocht niet uitlekken dat hij bij
ons was. Wij waren ook nooit blij als er
’s avonds visite kwam. Er moest dan een
oplossing gezocht worden zodat hij kon
vluchten. We woonden in een boerenhuis,
met een bergruimte en een woongedeelte.
Het leefgedeelte bestond uit een woonka
mer, een doorloop en een binnenkamer,
die met deuren met elkaar waren verbon
den. Maar omdat de binnenkamer nooit
werd gebruikt was deze bij de dars getrok
ken. De deur naar de dars was er nog.
Wanneer er onraad was kon hij via deze
deur naar zolder. Het kwam nogal eens
voor dat hij de gehele avond boven zat. In
het begin van de oorlog zat hij op de mid
delbare school in Alkmaar. Hij was gek
op lezen en daarom ben ik verschillende
keren bij meester Binnenkade (nu:
Veluweweg 26) geweest om leesboeken
voor hem te halen. Dat gaf hem aardig wat
afleiding. Ook gingen we ’s avonds wel
eens varen, want er waren toen slootjes
genoeg. Het moest in het duister, wel
gebrekkig, maar voor hem was het een
verzetje. We waren wel in overtreding
want iedereen moest om acht uur binnen
zijn.
11