Heb je lekker te kermis geweest?
3
u?” Nu, ik had ’t makkelijk verstaan, maar
ik wist niet wat ik hoorde, dus zei ze het
weer. Nu ik zei: ”Dan ga ik maar weer
want die heb ik niet, en kunnen mijn
Ouders me ook niet geven.” Dus ik ging
staan en wilde weggaan. ”Nee, nee”, zei
ze, ”je mag even goed wel blijven, daar
zeg ik het niet om”. En Jan zat er ook bij,
en die zei maar niks, want die was bang
van zijn Moeder, en die Vader zei ook
niks, die was zeker ook bang van zijn
vrouw. Maar ik zat zoowat te trillen op
mijn stoel.
Maar we gingen ’s avonds maar vrolijk te
kermis. Nu ik had het er natuurlijk wel
over met hem. ”0”, hij zegt, ’’trek je daar
maar niks van aan hoor, mijn Moeder
heeft het wel wat hoog in de bol, maar laat
haar maar.” Ik zeg, ”Jij bent zoo goed en
eenvoudig en we waren ook echt gek op
elkaar”, maar ik zeg, ”Ik ben zeker te arm
voor jou, in je Moeders oog.”
Er was ook nog een vriend van Jan, dat
was Arie Haakman en zijn meisje Marie
Groot, een erg pittig stel. Die waren daar
ook de hele kermis, en we konden het erg
best met elkaar hebben, dus dat was wel
gezellig. Van het eerste deuntje af zei
Marie tegen mij: ’’Meid, ik ben zoo loof.
Laten we een tijdje uitrusten gaan op dat
bed in de alkoof.” Nu zoo gezegd, zoo
gedaan. We lagen zoo met kleren aan even
lekker te rusten. Daar komen die jongens
aan en zeiden, ’’Meide er uit, want wij
willen daarop.” ”Ja maar”, zeiden wij,
’’denken jullie dat wij er voor jullie uit
Het café "Het Wapen van
Grootebroek”
Er was ook een halte der tram,
zoals op het uithangbord staat
vermeld.
foto collectie M. Reus,
Grootebroek.
gaan, we kijken wel uit!” Maar die jon
gens waren sterker als wij en trokken ons
er uit. Maar dat muisje heeft nog een mooi
staartje gehad. Jan had immers twee zus
ters, Geert en Neeltje, die was wel aardig
hoor en goed. Maar die Geert was een rot
meid, en zat ons aldoor te dwarsbomen.
Afijn, de kermis was voorbij, en ik raakte
woensdag ’s morgens naar huis. Maar Jan
mocht me niet naar de trein brengen, want
die moest alweer met zijn Vader mee naar
de bouw. Nu dat vond ik al heel raar. Jan
moest dat vanzelf niet genomen hebben,
maar Moeders wil was wet. Dus Geert
zou me maar wegbrengen. Nu inwendig
was ik eigenlijk woest. Dus ik kwam weer
thuis. ”Heb je lekker te kermis geweest?”
vroeg Moeder. Ik zeg ’’Jawel hoor.” ”Het
lijkt er anders wel niet zoo vlot uit te
komen”, zegt Moeder. Maar ik wou direct
nog niet alles vertellen.
In diezelfde week kwam er bericht dat Jan
zijn Vader ’s Zondags een tijdje bij ons
zou komen, want hij zou dan meteen naar
zijn zwager gaan, die woonde ook immers
in ’t Waarland. Nu ik zei tegen Moeder,
”Ik blijf er niet om thuis hoor, ik ga naar
mijn vriendin, jullie praten maar met die
man.” Dus ik ging weg, en ’s avonds
kwam ik thuis. Vader zei, ”Wat heb jij
daar eigenlijk uitgevoerd in Groote
broek?” Ik zei: ’’Uitgevoerd? Niks.
Gewoon te kermis.” ”Zoo”, zegt Vader.
”We hebben vanmiddag de Vader van Jan
Oud gehad, maar die heeft heel wat
anders verteld. Ik wil wel geloven, dat jij
niet thuisbleef.” Ik zeg, ”Nou Vader, wat
heeft hij dan gezegd? Ik heb echt niks
gedaan!” Nu Vader zei, ”Hij vertelde, dat