De rechter en de linker.
43
pastoor niet in het vizier was, heeft ze met
hem gestaan en met de bocht erom nog
wel! Ze was altijd wel een beetje bang dat
de pastoor haar zou betrappen en het aan
haar ouders door zou brieven. Net zoals
toen met Cor Danenberg. Ze kreeg toen
met de post een mooie ansicht waarop
stond: de hartelijke groeten van Cor
Danenberg. Alleen de postzegel, die zat er
zo raar verdraaid op dat de pastoor onraad
rook. Hij prevelde wat binnensmonds en
krabde de postzegel van zijn plaats. Een
drietal kruisjes, dat eigenlijk voor een
ander ogenpaar was bestemd, kwam eron
der tevoorschijn. De stille aanbidding was
voorbij. De kaart moest worden wegge
gooid want zoiets kon beslist niet door de
beugel.
Na een jaar en acht maanden op de pasto
rie te hebben gewerkt, maakte Aaf plaats
voor haar jongere zuster Luus. Het was op
de pastorie gebruikelijk dat de meisjes tot
hun 16-e de jaar daar mochten werken.
Tot aan die leeftijd waren de hulpjes
klaarblijkelijk nog kinderlijk en naief,
daarna werden ze op slag, volgens de
opgedane ervaringen, gevaarlijk aantrek
kelijk voor de jonge kapelaans
Gedurende de tijd dat pastoor Vollering
de parochie van de H.Wulfram beherder-
de hebben heel wat bellemeisjes gezorgd
dat het leven op de pastorie naar behoren
verliep. Ook Hanna Roozendaal en Vera
Meester openden daar de deuren, stoften
de meubels en wreven het zeil. En al die
meisjes in de huishouding waren in de
gelegenheid om de sfeer te proeven in de
keuken van de geestelijkheid. Voor de
meeste meisjes was het ook hun eerste
dienstje. Ze zijn er niet slechter van
geworden. Al is het zeker dat twee dienst
meisjes na het overlijden van pastoor
Vollering in augustus 1939 wel een extra
biecht voor hun zieleheil konden gebrui
ken.
Waarland, 17 september 1994
Jeanet Stroet.
Pastoor Johannes Jacobus Vollering opgebaard
in de pastorie. Hij overleed op zaterdag 12
augustus 1939. Waarland verloor een zeer
geliefde pastoor die zich bijzonder verdienstlijk
had gemaakt door van het dorp een levende
gemeenschap te maken.
De pastoor lag in de grote kamer van de
pastorie geheel in stijl opgebaard. De
gevouwen handen, met daar tussen de
rozenkrans, rustend op de zwarte toga. De
twee jonge dienstmeisjes die bij de kist
stonden verkeerden, waarschijnlijk door
de zenuwen, in een luimige bui. ’’Zullen
we eens kijken of de pastoor echt dood
is?” vroeg het ene meisje aan de andere.
Ze trokken de schoenen, van pastoor
Vollering uit en wilden net zijn witte sok
ken uit trekken om onder zijn voeten te
gaan kietelen, toen de voordeurbel ging.
Hevig ontsteld schoven ze in alle haast de
overledene de schoenen weer aan de voe
ten en snelden naar de deur om deze te
openen.
Al die dagen dat pastoor Vollering boven
aarde stond zat zijn rechterschoen aan zijn
linkervoet....
Alleen pastoor Vollering, in het hemels
hierboven, weet wie deze meisjes zijn,
maar hij zwijgt als het graf.
I