In de ban van Karel.
Het herderlijk gezag.
41
Aaf Nieuwboer op jonge leeftijd voor de wo
ning van Cor Bruin. Nu snackbar t Hoekie,
Kerkstraat 2.
Aaf liet zich op de pastorie van haar beste
kant zien en de pastoor en Tonia waren
dan ook dik tevreden over haar. Zelfs
meer dan dat. Zo zei de pastoor in vader
lijke bewoordingen eens tegen haar:
Aaf, je bent niet geschikt voor het kloos
ter, laten de slechte meisjes daar maar
naar toe gaan.” Nee, slecht was Aaf zeker
niet, wel jong en ondernemend. Zondag
avond na haar vrije dag moest ze uiterlijk
om 9 uur weer op de pastorie terug zijn.
en behoorlijk op de penning. Aaf vond de
pastoor ook zeer argwanend, vooral als hij
vermoedde dat de jongens te dicht in haar
buurt kwamen. Na verloop van tijd was
Aaf wat gewend geraakt aan het leven öp
de pastorie. Ze had geleerd, dat ze netjes
moest kloppen voordat ze de kamer van
de pastoor binnenging. Dat ze de oude
vloerbedekking niet te vaak mocht stof
zuigen omdat het anders te snel zou slij
ten. Met zo’n nieuwerwets apparaat als
een stofzuiger had Aaf de eerste keer de
grootste problemen. Aan welke kant van
de stofzuiger hoorde die slang nou toch?
Op goed geluk zette ze het ding aan en ze
zag tot haar ontzetting dat wolken stof en
pluizen de kamer werden ingeblazen.
Vlug trok Aaf de slang er af, zette haar
aan de andere kant van de stofzuiger vast
en zoog de uitgespuwde inhoud van de
zuiger netjes op. Ze zei er maar niets over
tegen Tonia en dacht, wat niet weet, wat
niet deert. Aan de voor die tijd geldende
huisregels en omgangsvormen werd strikt
de hand gehouden. Zo mocht Aaf op de
pastorie geen bezoek van haar zussen ont
vangen en een beetje heimwee naar ze had
Aaf wel. Als ze boodschappen in het dorp
ging doen, fietste ze daarom weleens
stiekum naar huis om even met haar zus
jes te kwebbelen en tegelijk de laatste
nieuwtjes uit het dorp te horen. Ze lette
goed op, dat ze niet te lang weg bleef want
dan kwam ze onder een spervuur van vra
gen te liggen van waar ze zoal was
geweest.
De avonduren werden gevuld met het
stoppen van de sokken van de pastoor,
klein verstelwerk aan kleren of ander nut
tig handwerk. Zo af en toe waren daar ook
avonden van ontspanning. Er kwamen
dan speelkaarten op tafel en gedrieënlijk
werd er voor het ’’echie” gekaart. De pas
toor, achterover leunend in zijn hoge
stoel, Tonia aan de ene en Aaf aan de
andere kant van de tafel. De sfeer was
gemoedelijk en werd bijna uitbundig als
de pastoor de pot had gewonnen en hij
over het pluche de twee verdiende speel-
centen toegeschoven kreeg. Even zo goed
was hij in staat om aan het eind van de
avond, met een zekere achterdocht in zijn
stem, te vragen of hij die 2 centen al had
gekregen. Ook voor een partijtje schaak
was de pastoor wel te porren en hij deed
zijn best Aaf daarvan de spelregels beetje
bij beetje bij te brengen.
In de kamer beneden, waar ook de talloze
vergaderingen werden gehouden, stond
het tegen bedtijd vaak blauw van de rook.
Als Aaf de koffie binnen bracht, ving ze
soms, door de walmgeur van dikke siga
ren heen, flarden van opgewonden ge
sprekken op. In haar ogen zaten daar rond
de tafel allemaal geleerde mensen.
Ernstig kijkende mannen met een knevel,
een frons in hun voorhoofd en een pijp of
sigaar in de mond. De kleren die de pas
toor droeg zagen er oud en versleten uit en
Aaf vond dat eigenlijk niet gepast voor
zo’n vooraanstaand mens als de pastoor.
Ze begreep toen nog niet dat de pastoor
aan dat soort uiterlijkheden bewust wei
nig geld uitgaf en daardoor meer finan
ciën voor de kerk overhield. De pastoor
was met weinig dik tevreden; alleen zijn
rokertje hield hem dampend in de ban.
Een vorstelijke Karel 1 sigaar versmaadde
hij niet, zowaar zijn bijnaam Kareltje had
de pastoor Vollering aan dit genotmiddel
te danken. En wat te denken van het stop-
zinnetje: ’’Karel nog an toe, verbee je” dat
hij veelvuldig placht te zeggen!