UIT HET DAGBOEK VAN EEN NEGENTIGJARIGE WESTFRIESE VROUW. 2 Mevrouw Aafie Hoogeboom-Meester. Als je hier geen platte kruisketting om hebt, dan ben je hier niks in tel. We volgen mevrouw Afie Hoogeboom- Meester op haar levenspad. Haar kin dertijd en haar eerste ervaringen met het harde leven beschreef zij in de vori ge uitgaven van Toendertoid. In dit deel deed zij ervaringen op over rangen en standen. Het kwam in die jaren niet te pas dat een armeluisdochter omgang had met een zoon van een welgestelde boer of tuinder. Dat moest zij ervaren in haar eerste serieuze verkeringstijd. Met lood in de schoenen moest ze van haar moeder een baantje als naaister accepteren. Gelukkig pakte dat goed uit. ’t Was op een Waarlander kennis, en ik was 18 jaar toen raakte ik met een jongen uit die kwam uit Grootebroek, die was daar bij mijn Oom en Tante te logeren. Maar dat kwam zoo, die hadden twee zoons, en dat waren vrienden van mijn broers, dus dat hele complotje raakte met elkaar te kermis. En die vier jongens had den allemaal al een meisje, mijn broer Piet en Cees en die vrienden van hun, die heetten Cees en Piet Volkers, maar die neef dan uit Grootebroek, die heette Jan Oud dat was een vreemde eend in de bijt die wist geen meisje te vinden, maar ze kwamen op een goed idee, dus moest die mij maar vragen, en dat deed hij, nu ’t was een pittige jongen dus ik wou dat wel, hij was vijf jaar ouder als ik, maar dat mogt de pret niet drukken. We hebben heel ple zierig kermis gevierd, maar daar bleef het bij ons niet bij, want Jan wilde over 14 dagen weer terug komen. Nu dat vond ik best, en dat liep aan tot vaste verkering. Hij kwam om de drie weken, want dat was nog een hele reis van Grootebroek naar ’t Waarland. Maar het werd kennis in Grootebroek, en dan zou ik daar eens naar toe, om ook kennis te maken met zijn fam, maar, o, wat liep dat slecht af. Ik was er met de trein heen gegaan tot Hoorn, en toen overstappen met de trein naar Enkhuizen die stopte in Bovenkarspel, nu Jan stond daar om mij af te halen, dus wij naar Grootebroek, hij woonde in een lang huis met zoo’n lange gele stenen straat erlangs (ik kan het nog best voor mijn geest halen), ’t Was een heel ouderwets huis. Nu wij naar binnen en kennis maken. Hij had zijn Vader en Moeder dan twee zusters, met één broer, dat was een stumper. Nu ik mocht naast Moeder zit ten, want ze wilde me zeker goed bekij ken. Nu ik zag al met een oogopslag dat het een grote baas was. Nu we zaten niet langer hoor, dan 10 minuten, toen had ze me zeker goed bekeken en zegt ze, ”Als je hier geen platte kruisketting om hebt, dan ben je hier niks in tel.” Ik zeg, ”Wat zegt B

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1994 | | pagina 4