Dan had je 60 cent verdiend.
Het werd een rare kermisnacht.
Missie in Langedijk, twee keer
mooi.
Maar om verder te gaan over de kermis
nacht. Ik was dan uit met die jongen en
toen vertelde hij dat ie zijn portemenee
had verloren, en jongens betaalden altijd
het gelag. Nu ik dacht: ”Als ik de hele
nacht op een drogie moet, daar heb ik toch
geen zin in." (Want het was vroeger tot
vijf uur toe.) Nou ik zei tegen die jongen:
”Ik wil je groeten hoor, ik vind wel een
ander, want dit wordt niks.” Nu ’t speet
hem wel, maar niks an te doen. Dus ik
ging de danszaal weer in. Maar ja, ’t was
vroeger zoo, als je om ongeveer tien uur
nog geen jongen had, dan ging je naar
huis. Want dan stond het lelijk, voor meis
jes tenminste, jongens trokken zich daar
niet van aan en bleven evengoed.
Ik ging veel naar Langedijk, daar kon ik
een hoop jongelui, omdat ik er een jaar
geweest was. Als er een uitvoering of ker
mis was, dan was ik van de partij. Het was
wel een uur lopen, maar terug behoefde ik
nooit alleen naar huis te gaan, want ik
raakte altijd met een jongen naar huis.
Met eentje ben ik zoowat een jaar
geweest, die heette Dorus Lievendag. En
een keer was het Missie in Langedijk (dat
is nu nooit meer), maar dat duurde dan een
week. Dan kwamen er vreemde Paters en
dan was er alle avonden Lof, en predikten
ze heel streng. Ik vroeg aan Vader of ik
daar ook naar toe mogt gaan. Nu het was
zomer, dus lang licht, en ik vond dat ook
Mijn Moeders jurken maakte ik ook al. dal
was toen veel meer werk als nu, mijn
eigen jurken en voor Geertje en Zus, voor
Vader van die stijve pilo kielen, alles naai
de ik thuis. Dan ging ik soms een hele
week naar mensen toe te naaien en bleef
ik erook te slapen, want dan ging ik soms
wel een uur van huis of verder nog. Alles
lopende, want een fiets had je toen nog
niet. Jongens wel, maar meisjes stond
onzedig.
echt erg mooi hoor, maar ik vond het ook
mooi dat Dorus me dan iedere keer naar
huis bracht. Maar dat wisten Vader en
Moeder niet, want hij mogt niet met me
mee tot huis, maar tot de grote brug. Maar
dat had mijn zus Geertje een keer gezien
en die heeft mij verklapt. Ze zei tegen
Vader: ”Er ging een jongen mee hoor met
Aaf, en bij de brug ging hij weer terug, dat
heb ik zelf gezien.” Dus ik kwam thuis en
zei Vader (die bleef altijd kalm): ”Ja, ja,
nu weet ik waarom jij zoo graag naar de
Missie wil, maar je begrijpt wel dat het nu
voorgoed afgelopen is, want jij doet dat
om een vrijertje hé.” Nu ik stond wel met
beschaamde kaken en zei tegen Geertje:
"Lelijke klikspaan, waarom heb je dat ook
gezegd?” Maar die was nog niet wijzer.
Ik ben eens naar Nieuwe Niedorp geweest
bij J. Stoop. Als ik in bed lag kon ik op die
klok zien hoe laat het was. Ik ben een
week te naaien geweest naar Kalverdijk
bij Jan Stroet, die vrouw was een Zuster
van Oom Piet Bommer. Toen weer een
week naar Arie Kossen, dat was weer een
buurman van mijn Zuster.
Ik had ook werkhuizen bij Dirk Leek,
onze overburen, die woonden in een grote
Boereplaats.
Dan moest ik ’s morgens eerst de was
doen en dan het hele huis nog werken van
’s morgens zeven uur tot 's avonds zes uur.
Dan had je 60 cent verdiend. Ik heb nog
bij veel meer mensen gewerkt. En alles
naaide ik voor mijn oudste zuster, alles en
altijd voor noppes. Als ze een baby kreeg,
was ik er altijd te helpen. Ze kon het
gewoon ook niet aan. (Een groot gezin en
een man die veel ziek was. red.) Dan
knapte ik het hele huis weer netjes op,
maar kwam ik weer een week of vier later
dan was het weer hetzelfde liedje. Mijn
Zus Geertje ging dat nooit doen. "Hel
geeft toch niks”, zei ze dan. Maar mij
begrote dal dan weer en ik ging er even
goed weer heen.
’t Was Zijdewinderkermis en Dorus zou
daar ook komen, om vier uur zou ie er
zijn. Maar ’t werd acht uur. Ik was zoo
kwaad op hem. Ik zei: "Nu ken je wel
weer gaan hoor, want nu heb ik al een
ander." Nu en dat deed hij dan ook. Hij
zag wel dat ik het meende ook. Maar het
werd een rare kermisnacht.
Die jongen, waar ik mee raakte, was een
Jan Berkhout. Zijn zuster is ook naar ’t
Klooster gegaan en laat ik die nou nog
spreken laatst dat ik bij Trien was in
Maarn. En toen vertelde ik zoo, dat ik we)
eens een keer uit geweest was met haar
broer. Nu dat mens was zoo blij, of ik haar
schoonzuster was!! Ik moest mee naar
haar kamer. En nu kreeg ik nog een kaart
van haar, dat ik 86 jaar geworden ben.
Maar ik heb niet verteld dat ik maar een
paar uurtjes met hem geweest ben. Het
trok haar ’t meest wel aan, dat ik in ’t Veld
naar de lering ging. Daar ben ik ook aan
genomen, en daar komt zij ook vandaan.
3