4^ Hene trekke, terug voor’t lointje. y- onderkant zakten en de bos van onderen glad werd. Hiermee was het meeste werk achter de rug. Ook voor de Schaapskuilpolder ruimde Jan Zutt het riet op. Hij kreeg een keine vergoeding voor riede hakken ringsloot f. 1,50. Voor het transport van het riet had hij een grote vlet gekocht. Waarschijnlijk was dit de eerste ijzeren schuit in Waarland. De bodem van de vlet was ver zwaard met beton waardoor de schuit beter op het water kwam te liggen. Met de vlet kon 15 voer riet vervoerd worden. De rietvlet werd meestal met een lijn door één man getrokken, ook kon er soms wel mee gezeild worden. Het waren zware tochten. Eén man zat aan het roer, een ander voor de lijn en zo om beurten. De mogelijkheid om te zeilen was maar heel beperkt. Vandaar de uitdrukking: Hene trekke, terug voor ’t lointje. Kopers van het riet vond men in heel Noord-Holland. Vooral de Zaanstreek was favoriet. De beste kwaliteit lang-riet ging daar naartoe en bracht de hoogte prijs op. Hoeveel er betaald werd voor een voer riet is jammer genoeg niet meer bekend. den niet door het ondiepe water te waden. Kwam er geen vorst en was er dus geen ijs, dan moest het riet toch geoogst wor den. Rietscheerders hadden dan lieslaar zen aan. Maar die waren niet van rubber, want dat materiaal kende men toen nog niet. De oudste lieslaarzen waren zoge naamde klomplaarzen. Een brede klomp met een lange kap van stevig leer. De kap werd met een heleboel kleine spijkertjes, dicht naast elkaar, aan de klomp beves tigd. met olie en teer werd alles dichtge smeerd en de laarzen waren beslist water dicht. De rietscheerders waren vaak boerenarbeiders die in de winter werke loos waren, soms ook wel zelfstandigen die er een extraatje wilden bijverdienen. De mensen werden uitbetaald per voer. Aangenomen werk dus. Zodra het ’s mor gens licht werd, gingen ze aan de slag en werkten door tot het donker werd. De mensen hadden brood of roggebrood en kouwe koffie mee. Al het riet werd geschoren met een sikkel, want er waren toen nog geen maaimachines. Zodra het riet geschoren was, werden er schoven van gemaakt. Om goeie schoven te maken sloeg men met de onderkant van de schoof op een ijzeren plaat of op een vlak ke steen, waardoor alle stengels naar de De uitgaven van de Schaapskuilpolder in 1893. Eén derde deel van de kos ten van bemaling kwam voor rekening van de Nieuwe Polder. 15 ii ft. ff K

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1994 | | pagina 17