Riet, rietkwaliteit en rietoogst. Het tractement met ƒ10,- gekort. Uit het Noord-Hollandsch dagblad van 1955. Of het veel geholpen heeft is niet bekend. Volgens een oud verhaal hebben er ook otters in de Rietkuil geleefd. Ene oude man, Bruin geheten, was aan het poeren (een bepaalde manier om paling te van gen) in de polder. Op een gegeven moment sprong er een otter in zijn schuit. Bruin schrok zich te pletter en van pure schrik en angst sprong hij uit zijn schuit het water in. Hij liet de gevangen paling aan de otter. De levensduur van een rieten dak hing sterk af van de kwaliteit van het riet dat werd verwerktDe rietbaas probeerde riet van zo hoog mogelijke kwaliteit af te leve ren. De vezel moest hard en taai zijn en de stengel zo recht mogelijk. Er mochten geen vreemde gewassen tussen zitten, zoals duikers, waterlelies of bramen. Het riet moest glad en blank zijn en niet geknakt of gebroken. Riet werd gebost in schoven van 46, 55 of 60 cm. (bandmaat) Hij moest het riet leveren per voer. Een voer riet bestond uit zestig bossen. Bladriet en mindere soorten riet werden gebruikt voor rietmatten en het afdekken van aardappelkuilen. Riet voor de dakbe dekking moest ongeveer twee meter lang zijn, dun en hard, en in één jaar gegroeid. De oogsttijd liep van december tot maart. Jan Zutt huurde daarvoor een vaste ploeg mensen in. Ze begonnen hun werk als de bladeren van het riet af waren. Meestal wachtten ze op een vorstperiode met oos tenwind. Dan was het riet kurkdroog, zodat het zonder kans op verrotten of broeien direct op mijten werd getast. Wat misschien nog belangrijker was aan die vorstperiode was het ijs. De rietscheerders konden zo naar het riet toelopen en hoef- een grote aantrekkingskracht uit op de jeugd. Jongens zochten er eieren. Die eieren verkochten ze voor een paar centen aan de bakkers in de omgeving of aan han delaren. Ook werden de eieren wel leeg geblazen. Met de lege doppen werd dan een verzameling aangelegd van zoveel mogelijk soorten eieren. Ook duikers (rietsigaren) zoeken was een geliefde sport van de jongens. Maar als de jeugd op eierenjacht ging of duikers zocht, vertrap ten ze natuurlijk wèl het jonge riet. En dat ging weer ten koste van de landeigenaren en de rietbaas. Het was voor de rietbaas niet mogelijk zelf als boeman op te treden, laat staan dat zijn pogingen succes zouden hebben opgeleverd. Maar gelukkig wilde het polderbestuur meewerken. Zo lezen we in de notulen van 23 augustus 1888: ”Wat aangaat het zoeken van eieren door jongens in de Schaapskuil en daardoor het rietgewas veel heeft te lei den, wordt besloten een Rijksveld wachter en de gemeenteveldwachter Kots te Oudkarspel hiervan in kennis te stellen en die voor elke dag der bekeu ring zal genieten een bedrag van f. 3,-, te voldoen uit de administratie van de Schaapskuilmeer. Geene zaken meer te behandelen zijnde, wordt de bijeen komst door den voorzitter gesloten. w.g. J. van Reenen, voorzitter. Jb. Swaag, secretaris. Jb. Agenant. Door den secretaris wordt aan den Heer Dijkgraaf een brief ter hand gesteld, die bij nader inzien bleek te zijn van den molenmeester Gootjes, waarin hij zijn gevoelens te kennen geeft en het wenschelijk vind om den molenaar Agenant te ontslaan uit zijn betrekking. Na eene breedvoerige bespreking door de verschillende leden, wordt ten laatsten besloten om Agenant de molenaar om zijne verregaande ach teloosheid voor dit jaar te korten de som van f. 10,- in zijn tractement, ver trouwende dat hij toch in het vervolg voorzichtiger zal zijn.” Jb. Agenant ver diende f. 70,- per jaar, dus dit akkefietje kostte hem anderhalve maand loon. Zo ging dat blijkbaar in die jaren. Bestelt tijdig BLADRIET voor afdekken van Uw aardappelkuil e.d. Te be vragen bij: G. v. OERS, Slootdorp, tel. 207; P. v. d. FLUIT, Oude Niedorp, tel. 300. Overigens was er in eerder genoemde ver gadering nog een ander moeilijk punt aan de orde geweest. Molenaar Jb. Agenant had zijn werk door ziekte niet goed kun nen uitvoeren. De molengang moest namelijk worden vrijgehouden van rom mel, en vooral van grote stukken hout. Op een of andere manier was er een brok hout in de molengang en vervolgens in de vij zel terecht gekomen waardoor de molen in een klap stil kwam te staan en de spilbalk prompt als een lucifershoutje brak. Secretaris Swaag notuleerde als volgt: ’’Komt in behandeling het breken van de spilbalk door den molenaar 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1994 | | pagina 16