Rietbaas in de Rietkuil. De molenaar is verantwoordelijk. De gemeenteveldwachter Kots. rietendak zelf was, greep de brand daar als gevolg van vonkenregens wel snel om zich heen. Het is dan ook geen wonder dat geen bouwmateriaal zich in het verleden zo revolutionair snel verbreid heeft als de dakpan. In een verordening van 12 juli 1522 in Leiden werd zelfs subsidie ver leend als: ’t gehele corpus van den huyse gedeckt is mit harden daecke, ofte dat ’tharde dack ende ’t rietdack van malcander gescheyden is mit eenen stienen geval, een roede voete ofte meer hoech wezende boven den daecke.” Alleen op het platteland bleef riet tot in onze eeuw favoriet als dakbedekking van boerderijen en vrijstaande huizen. Ook in Waarland zijn aan het einde van de vorige eeuw tientallen boerderijen gebouwd met een rieten dak. In het voorjaar schoot het jonge riet op. Een waar eldorado voor tientallen soorten vogels. Je zag er meerkoeten, riethennen, wouwapen, futen, verschillende soorten eenden en ook de grote en kleine karekiet en de koekoek. Natuurlijk trof je er ook roofvogels aan zoals valken en buizerds. Al die vogels broedden daar en oefenden Jan Zutt, rietbaas van de Rietkuil. Het aantal eigenaren van land in de Schaapskuil was klein. Een stuk of acht. De bekendste waren: P. Wonder uit Heerhugowaard, Jb. Swaag uit Alkmaar en de bekende burgemeestersfamilie van Reenen uit Bergen. Zelf bemoeiden zij zich niet of nauwelijks met de praktische werkzaamheden op hun bezittingen. Zij stelden een ’’rietbaas” aan die toezicht hield op het gewas en die zorgde voor het op tijd scheren van het riet, de opslag, het transport en de verkoop. Eén van hen was Jan Zutt Jz. Bij toeval kreeg hij deze baan. De heren van Reenen en Swaag kwamen een paar keer per jaar voor een vergade ring van het polderbestuur naar het molenhuis van de Schaapskuil. En dat ging in die jaren met tram en trein. Met Bello, de bekende stoomtram van Bergen naar Alkmaar, en van Alkmaar met de stoomtrein naar station Noord- Scharwoude. Stalhouder Herman Wolfs winkel Sr. zorgde voor het verdere ver voer met de koets of tilbury. Jan Zutt was hulpkoetsier bij Wolfswinkel. Jan Zutt werd op 9 december 1866 geboren en trouwde in 1893 met Afra Dekker. Zij woonden aan de Hogebrugweg (op de plek waar nu Hans Bruin woont). Tijdens één van de ritjes mocht hij de heren van Reenen en Swaag vervoeren. Hij maakte kenbaar dat hij best geïnteresseerd was naar de functie van rietbaas. Niet dat het alles tegelijk opleverde, maar een klein stukje extra inkomen kon hij best gebrui ken. Het toeval wilde, dat de toenmalige rietbaas zijn werk niet bepaald naar tevre denheid uitoefende. Met name werden vraagtekens gezet bij de financiële verant woording. Of de man geld in zijn eigen zak had gestoken ten koste van de eigena ren? Riet is een echt watergewas, vandaar dat de waterstand zo geregeld werd, dat het waterpeil gelijk bleef met het maaiveld. Het Hossebosch, of zoals het in Waarland werd genoemd: ’t Ossebos, lag hoger en bleef grasland. Het overgrote deel was rietland, de grootste rietpolder van Noord-Holland boven het IJ. De functie van rietbaas gaf het hele jaar werk. De waterstand werd in de gaten gehouden. In overleg met de molenaar werd in droge perioden water uit de ringsloot via een duiker ingelaten. Uit de notulen blijkt dat ze daar wel eens te royaal mee omspron gen. Inlaten van water, gevolgd door een paar onweersbuien, gaf namelijk prompt weer overlast. Het polderbestuur gaf dan ook opdracht, dat de molenaar persoonlijk verantwoordelijk was voor het inlaten van water. Hij en hij alleen moest de sleutel van de duiker beheren en slechts water inlaten wanneer dit hoogst noodzakelijk was. Goed zat het niet. Tot zijn verrassing werd Jan Zutt door van Reenen een jaar later benoemd tot rietbaas van de Rietkuil. Later hoorde hij wel dat van Reenen bij Wolfswinkel had geïnformeerd naar zijn betrouwbaarheid. Jan Zutt had er een baantje bij. u.. 13 'i

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1994 | | pagina 15