Van een koude kermis thuiskomen De Kleine Kapel, van links naar rechts: C. Blom, A. Kwadijk, C. v. Zijl, P. Schelms, J. Kuiper. Op de voorgrond D. Kist. steenpoeder bestrooid. De zaaldeuren en de ramen waren goed afgesloten, het werd warm, de dorst ging naar de overtreffende trap. In de zaal speelde meestal de Kleine Kapel uit Langedijk. Dit gezelschap bestond o.a. uit een trompetist, een pianist en een drummer. De jongens en mannen zaten aan de ene kant van de zaal, de meisjes en vrouwen tegenover hen. Er werd volop gedanst, dansen hoorde bij het kermisvieren; stilzitten was er niet bij. Als een jongen wilde dansen dan liep hij naar de meisjeskant en vroeg één van hen ten dans. Degene natuurlijk, die in zijn ogen de mooiste en de leukste was. Het kwam niet voor dat ’n meisje ’n jongen ten dans vroeg, dat was voor die tijd ongepast. Een stukje muziek heette een deuntje en bestond uit drie onderdelen b.v. een wals, een foxtrot en een quickstep. Na het derde onderdeel bracht de jongen het meisje naar haar plaats en bood haar een glaasje limonade aan. Het zoete vocht werd met de andere meisjes gedeeld en al gieche lend werd zij uitgehoord over de jongen waarmee zij had gedanst. De mannen dronken oud bruin of pils. In de zaal ston den meisjes nooit bij het buffet, ook dat deed een keurig meisje toen niet. Jonge meisjes van zo’n 17 jaar, die al wat schar relden, kregen de tijd van thuiskomen mee. Op zondag ging de kermis wel tot drie uur in de nacht door. Aan genoegens geen gebrek! Er werd gezwierd en gezwaaid en dat ging net zolang door tot aan het laatste deuntje. Pas dan ging men naar bed, maar niet voor lang. Immers, de volgende dag, maandag, gingen de cafédeuren zo rond een uur of elf open voor het eerste deuntje en dat werd zeker niet overgeslagen. Bij al het kermisvermaak namen de cafés wel de belangrijkste plaats in. Daar immers ontmoette men elkaar. Daar werd gedanst en werden de sterke verhalen ver teld. Daar werden de dorstige kelen gelaafd met pils en brandewijntjes met suiker. Daar heerste een uitbundige ker- missfeer die de mensen in haar greep hield. Zo rond 1910 zwaaide Arie van Ophem de scepter over het café ”De Posthoorn” en zat zijn collega Teun de Jong in De Tortelduif aan de Kerkweg. De caféhouders waren belastingplichtig en met de kermis moest van elke bezoeker vermakelijkheidsbelasting aan de ge meente worden afgedragen. Daartoe stond bij de ingang van het café een mans persoon met kaartjes. Alvorens naar bin nen te gaan werd een kaartje gekocht waarvan een gedeelte werd afgescheurd als bewijs dat men had betaald. In de jaren vijftig leverde deze kaartverkoop een smakelijke grap op. De toenmalige gemeentesecretaris, dhr. N. Mooyman, stond alom bekend als een persoon met veel fantasie en bedenker van fraaie grap pen. Het was Waarlander kermis en Mooyman gaf de gemeentebode Piet de Vries, opdracht om bij café ”De Posthoorn”, post te vatten voor de kaart verkoop. Die werkzaamheden stonden Piet lang niet aan, maar ondanks veel tegengesputter ging hij toch met zijn brommertje richting Waarland. Om de opdracht ’’echt” te doen lijken had Mooyman hem een brief meegegeven, die hij aan Gert Jonker in Waarland persoon lijk moest overhandigen. Gert zat in de gemeenteraad, dus er was bij Piet geen spoor van achterdocht toen hij op I 22

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1993 | | pagina 24