Een familiedrama Leiden in last cent, dat waren vier blaadjes met een ver haaltje erin van Roodkapje of Sneeuw witje of zoiets, een doosje kleur krijt dat koste 5 cent, een klein doosje met knik kers 3 cent en dan nog een suikerbeestje met een speculaasje en een klein taaitje. Dat was het, en blij dat we waren!!! In onze gedachten hadden we van alles. Een keer mocht ik nog een stoeltje zetten bij Lou Poland zijn ouders. Dat viel mee, ze vonden mij toch evengoed nog pittig zeker. Maar ik ga nu eigenlijk weer terug met mijn verhaal, dus gaan we weer wat jaar tjes verder. Toen ik bij Jacob Jong van daan ging, moest ik weer gaan werken en wel, dan bij de een, dan bij de ander. Want het was altijd zoo, die een paar weken om een hulpje verlegen was, daar moest ik maar weer naar toe. M..., dat was mijn oudste zuster, die was 10 jaar ouder als ik en was altijd voor dag en nacht in betrekking. Maar die heeft het in de laatste betrekking leelijk opgelopen en moest ze een kind krijgen. Ja, vroeger werd je nooit voorgelicht en mijn Ouders ook, daar hoorden we nooit wat van. En mijn zuster ging in dienst bij een oude vrouw met nog een zoon thuis. Met jon gens was ze nog nooit uitgeweest en ze was erg goed en wist van niks. Op een keer kwam ze weer eens thuis en ze zei tegen Moeder dat ze die ’’zaken” niet meer kreeg, dat noemden ze vroeger zoo. Nu Moeder dacht van de prins geen kwaad. Ze zei, dat is niet goed en jahoor, wat weet ik niet, maar Moeder zou dan iets koken, dat zou wel helpen en zou het wel weer komen. Geen gedachte wat er eigenlijk gaande was. Maar een zuster van die jongen woonde vlakbij ons in de buurt en die vertelde aan Moeder en Vader wat er gaande was. Moeder had het niet meer en Vader ging zoowat dood van verdriet. En wat moest dat nu, die zuster van die jongen was ook razend op hem, want ze zei, hij had haar alles beloofd, dat hij met haar trouwen zou en nu het zoo is, laat hij haar in de steek. Maar de tijd naderde en op een morgen kwamen wij van bed af, mijn zus je Geertje en ik, en wij wisten nog van niks, en toen zaten mijn Vader en Moeder allebei te huilen en wij konden niet begrij pen waarom. We vroegen dus:’’Waar hui- Geertje zei:”We mogen hem toch niet openmaken”. Maar ik kon de bekoring niet weerstaan. Ik zei:”We maken hem voorzichtig open en dan plakken we hem weer dicht”. En wat we toen lazen?!? viel mijn mond van open, en wel dat M... was bevallen van een welgeschapen dochter. ”Nou heb ben wij ook een kindje! Ze is nog niet getrouwd? Kan dat evengoed?”, zei ik. ”Wat lekker, nou hebben we ook eens een kindje”, en ik vergat helemaal om de brief weer dicht te plakken en ging met het blij de nieuws naar Buurman Bijwaard. En daar kreeg ik zoowat van op mijn donder. ’’Lelijke stoute meid”, zei hij, ”dat had je Vader je toch verboden om die brief open te maken. Daar zal wat voor je opzitten als hij thuis komt. Je zegt het tegen geen mens hoor”. Nou ik zei: ”We mogen altijd de brieven lezen van mijn zus, en de men- len jullie nu om?” Ja, Ome Cees was in dienst gegaan, kregen we als antwoord. ’’Maar dat moeten alle jongens”, zeiden wij, ’’daar hoef je toch niet om te huilen.” Mijn zus was daags daarna weggegaan naar Leiden, maar wat ze daar moest, wis ten we niet. Ik was dertien en Geertje negen. We dachten dat ze weer in betrek king was. En ik hield zoo erg van kleine kinderen en dan zei ik tegen Moeder af en toe: ’’Waarom krijgen wij nooit eens een kindje, een ander altijd wel en wij nooit?” Later heeft Moeder dat wel eens tegen me verteld, dan ging het me door alles heen, als jij dat zei. Toen kregen we ook nog bericht, dat Grootvader bediend was. Dus moesten Vader en Moeder daar naar toe in Andijk. Wij moesten maar naar de buren voor een paar dagen, ik naar Piet Bijwaard en Geertje naar Arie Groen. Maar we hadden evengoed de sleutel en we gingen wel eens kijken of er post was of zoo. Maar Vader had gezegd: ”Als er een brief komt van jullie zus uit Leiden, mogen jullie die niet openmaken”. Wij wisten niet waarom. We vonden het altijd fijn als er een brief van haar kwam. En ja hoor, op een keer gingen we weer kijken of er post was. Mijn broer Piet was bij een neef van ons in Zaandam en Cees in dienst, dus er lag vaak post. Nu lag er een brief van M... en we hadden zo’n strijd, wat ze wel wist te schrijven nu ze in Leiden was. 3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1993 | | pagina 5