Veranderingen in de kraamzorg Koolhaas, 24 ten en kermissen. Ze wilde wat anders, maar wat? Toen hoorde ze van een oplei ding voor kraamverpleegster, welke in Alkmaar werd gegeven. Haar besluit stond vast, dat ging ze doen! Thuis zagen ze het niet zo zitten. “Je hebt nu toch ook werk!”, zei vader. “Al die boekenwijs heid, wat moet je ermee?” Ze was niet van haar plannen af te brengen. Met zeven andere jonge vrouwen begon ze aan de opleiding van het Wit-Gele Kruis. Later is ze als stagiaire in gezinnen gaan werken. Haar eerste gezin was in Alkmaar. Tien jaar werkte Trien in de kraamzorg. Altijd voor dag en nacht, tien a veertien dagen achter elkaar. De grote gezinnen vond ze nog niet eens zo erg, want daar waren de kinderen gewend om mee te helpen. Maar met twee of drie kleine kinderen was er zoveel werk, dat ze alleen moest doen. Naast de zorg voor moeder en kind vroeg het huis houden ook heel veel tijd. De was moest gedaan worden, het eten moest gekookt worden op de kachel of op een petroleum stel. De was moest gedroogd worden en bij slecht weer aan lijntjes in de kamer of op een rek voor de kachel. En dan was er de zorg voor de kraamvisite. Bij een gezin in Hoogwoud, waar ze als kraamverpleegster werkte, leerde ze haar man Gert Groot kennen. Na een paar jaar trouwde ze met hem en stopte met haar werk. Zo ging het in die tijd. Ze kregen zelf kinderen. Later werkte ze nog wel als vervangster van Truus van der Gulik, als die ziek was of op vakantie ging- Terugkijkend op al die jaren was het een heel erg drukke maar ook een heel waar devolle tijd. Truus Roest is vroedvrouw geweest in Laren van 1947 tot 1978. Zij vertelt: Dit is een kort verhaal over het leven van een vrouw, die veel heeft betekend voor de kraamzorg in onze streek maar ook voor de gemeenschap van Waarland. Wat Truus van der Gulik in de jaren als kraamverzorgster meemaakte, hoorde en zag? Dat zal veel geweest zijn. Maar ze vertelt ’t niet. Als je alle dagen in zoveel gezinnen komt, is dat een goed ding. Truus van de Gulik begon haar opleiding Ze moest in haar studietijd een paar beval lingen meemaken. Hiervoor kreeg ze aan tekeningen, die nodig waren voor haar diploma. Haar eerste bevalling was bij de familie Broersen. Die woonde in de boerderij waar later de noodkerk van Waarland was. De tweede was bij de familie Ophem. Toen zei de oude dokter Groenhart tegen Neel Hoedjes, die daar als baakster was: ”Neel, blijf jij nu maar zitten, we hebben nu een echte kraamverpleegster aan het werk. Ze redt het wel. Wij zullen wel toe kijken!”. Ze heeft mooie herinneringen aan de samenwerking met de doktoren Groenhart, Achterberg, Schreuder en Hagenman. ”lk heb in 1948 een vrouw geholpen bij de bevalling. Die was zo ontzettend angstig en zenuwachtig voor wat zou gaan gebeu ren. Ze vroeg maar steeds of het wel goed ging. Ik stelde haar gerust en zei dat ik het hoofdje al prachtig zag dalen. Ze keek me vol ongeloof aan en vroeg verschrikt: "Dalen?” Dat mensje zat de hele tijd maar angstig naar haar buik te kijken. Ze verwachtte dat het kindje ieder moment uit de navel zou komen!” Trien Noordstrand ïfc

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1993 | | pagina 26