VAN DE SLOOTGAARD GESPROKEN
Sr
I
Van water tot land
afpaling van het meer ter hand te nemen.
Ze moesten ter plaatse de zaak afhandelen
door eigenaren rond het meer te dagvaar
den en in hun aanwezigheid het meer en
de rietlanden, die op dat moment droog
voets begaanbaar waren, af te palen.
Met die eigenaren moesten ze tot een
akkoord komen ten aanzien van aange
wonnen land tussen de nu te plaatsen
palen en het oorspronkelijke vaste land.
Dat aangewonnen land kwam wel bij het
bezit van het Huis van Egmond. Als ze
met de gebruikers niet tot een akkoord
kwamen, zouden deze worden gedag
vaard voor het Hof van Holland.
De hele afpaling moest op schrift worden
vastgelegd en zonodig in kaart worden
gebracht, zodat later geen misverstand
meer mogelijk was.
Op 28 april 1590 vertrokken ze naar
Alkmaar. Daar werd contact opgenomen
met Pieter Pieterszoon Crans van Oijen,
deurwaarder van beroep. Deze moest om
te beginnen alle ’’aangelande” eigenaren
dagvaarden om op een afgesproken tijd
stip op hun land bij het meer te verschij
nen. Deze deurwaarder werkte de zaak in
hoog tempo af, zodat Artus van
Brederoode met zijn medewerkers al op
30 april kon vertrekken naar Oudkarspel
om vandaar op 1 mei naar de Slootgaard
te varen.
Bij het land van de erfgenamen van
Simon Heertsen Verwer werd met de
afpaling begonnen. Dit land lag ’in de
houck van de droochsloot op ’t landt
van achtercooch’. (Dit land grensde aan
het ’eiland’ Waarland). De plek, waar de
palen werden geslagen, werd door
Meester Pieter Garbrantszoon, landmeter
te Schagen, nader omschreven. Het vuile
werk werd gedaan door ene Adriaen
Huijgenszoon Schot. Hij mocht de palen
in de grond slaan. Vaak moest hij de grens
tussen water en land bepalen, omdat de
rietlanden ’zeer wijt, wilt ende breet
waeren streckende’, zodat de commissie
die zelf niet konden bevaren. Schot was
voor deze gewichtige klus officieel beë
digd door Artus van Brederoode. Op het
eerste stuk land werden vijf palen gesla
gen. Omdat er geen aanwas werd gecon
stateerd, maakten de eigenaren/gebruikers
geen problemen.
In ’’Toendertoid” willen we regelmatig
aandacht besteden aan de drooglegging
van het meer de Slootgaard. In dit
tweede artikel beschrijven we de direc
te voorbereiding op het droogmalen
van het meer. Ook de juridische kant
willen we aan de orde stellen.
Sabina van Egmond was voor haar inko
men afhankelijk van de opbrengst van de
overgebleven bezittingen van het voor
dien zo machtige en rijke Graafschap
Egmond. Omdat land nu eenmaal meer
opbrengt dan water vroeg en kreeg zij toe
stemming van de Staten van Holland om
de Slootgaard droog te malen. We moeten
hierbij bedenken, dat de Slootgaard geen
meer was te vergelijken met bijvoorbeeld
het Geestmerambachtmeer of Alkmaar-
dermeer. Nee, het was veel meer een ruig
gebied met stukken rietschoot (rietland),
stukken laagland (door omwonenden in
gebruik genomen) en veel water. Het zal
duidelijk zijn dat de bedijkers eerst wil
den weten waar de grenzen van het droog
te malen meer precies lagen. Besloten
werd het gebied af te palen en in kaart te
brengen.
In oktober 1589 kreeg Artus van
Brederoode, raadsheer van het Hof van
Holland, opdracht om met Ghijsbert
Hogenhouck, secretaris van het Hof, de
11
21
De Slootgaardpolder en
omgeving, 1745. Het oosten
is boven. De Slootgert ligt in
het midden. Juist boven het
woordje "DE" de voormali
ge kerk van Zijdewind. Links
onder de buurtschap Tolcke.
Uiterst rechts de kerk van
Oudkarspel.
Orrt I