Gerechten van vroeger (en vandaag?)
Bossen
BROEDER of JAN IN DE ZAK
LUIE WIJVEN BROEDER
een recept uit de Speketer.
5.
Doe 500 gram zelfrijzend bakmeel in een
kom. Voeg daarbij 2 eieren en al roerende
ongeveer een liter melk met een snuifje
zout.
Giet dan het mengsel in een broederzak en
knoop deze dicht, of doe het in een inge
vette broodpuddingvorm.
Kook het ongeveer een uur in een ruime
pan water en prik even met een breinaald
erin om te kijken of het gaar is.
Geef er gesmolten stroop en boter bij.
Wij hadden daar toen nog veel bossen in
de buurt (ze zijn nu allang weg) en we gin
gen daar veel naar toe om bramen te zoe
ken. We kwamen vaak met een emmertje
Kook 1 liter melk en strooi er 500 gram
boekweitgrutten in en doe er een snuifje
zout bij.
Roer het met een houten lepel net zolang
tot het een stevige massa is.
Deze broeder noemt men ook wel broeder
om de stok.
Geef ook hier stroop en boter bij.
Waarland, september 1992,
Joop Zutt.
(Met dank aan de fam. Hoogeboom uit
Warmenhuizen.)
we blubbertjes koek lopen, zo noemden
we dat. Dan was er sterk ijs, maar dan
begon het te dooien en kwam er water op
en dan vroor het weer en kwam er weer
een dun laagje ijs op. En dan gingen wij
daar op lopen. Je zakte er dan wel door,
maar dat onderijs was nog sterk, dus dat
hield ons wel. Zo gingen we alle sloten
langs, want dat ging prachtig. Maar er
waren ook wakken. Die kon je niet zien,
want daar was ook een laagje ijs over en ja
hoor, we gaven weer een stap en plons,
alle drie het water in. Jan Dekker (opa van
Jan Dekker, transportbedrijf) en ik konden
weer gauw op de kant komen, maar
Geertje Dekker, zijn zusje, dreef middenin
en wij durfden niet meer op dat ijs te gaan.
En Jan maar luid schreeuwen: "Geertje
verdrinkt, Geertje gaat dood". Gelukkig
waren er jongens op de weg. Die hoorden
dat en kwamen met stokken aan en ze is
toch gered.
vol thuis. Dan maakte moeder daar veel
sap van. Maar je kon ze ook opeten hoor,
heel lekker. Maar we moesten over een
plank om in 't bos te komen. En er waren
wel eens van die Langedijkers jongens
ook. Daar waren wij bang van, want die
haalden dan soms de plank weg. Dan
moesten we onze bramen overgeven eer
zij die weer neerlegden, en dan kwamen
wij met niks thuis. Eens was ik alleen naar
het bos gegaan en bang dat ik was! En
toen hoorde ik aldoor geritsel. Ik door de
bomen gluren en toen was het een buur
jongen. Ik zei: "hè Jaap, ben jij dat". Hij
zei: "o, wat ben ik blij, want ik was zo
bang alleen, nu gaan we samen". Nu, dat
vond ik ook best.
Toen ik elf jaar was, werden we aangeno
men en ging ik ook van school af. Ik wil
de zo graag doorleren, soms vroeg mees
ter wel eens: "Wat willen jullie worden als
je van school afgaat?" Dan zei ik:
"Schooljuffrouw." "Nu, dat is prachtig",
zei meester dan. Maar dat was er niet bij,
uit werken moest je, om nog wat centjes te
verdienen voor moeder.
i