UIT HET DAGBOEK VAN EEN NEGENTIGJARIGE WESTFRIESE VROUW 2. Mevrouw A. Hoogeboom-Meester. Mijn ouders kwamen uit Andijk. Ze had den wat geërfd en waren toen naar de Slootgaard verhuisd. Daar konden ze wat bouwland kopen en een huis erbij huren en vader ging nog wat werken bij een ander. Het was nog een hele verhuizing, want dat moest met paard en wagen gebeuren en vader kon er niet meer bij, dus die moest maar lopen. Moeder was zwanger van mij, dus die kon niet lopend gaan, en het was heel slecht weer heeft vader verteld. De stoelen waaiden zowat van de wagen. Vader zei dat hij het bloed in z’n schoenen had toen ze er waren. Fietsen waren er toen nog niet en het was wel 4 V* h 5 uur lopen. Wat moesten de mensen toch suk kelen bij nu vergeleken. Ik ben er een uit een gezin van negen kin deren. Drie ervan heb ik nooit gekend. Toen mijn ouders nog jong waren hadden zij twee kinderen, van drie en een half en negen maanden oud, maar die moesten ze alle twee verliezen aan longontsteking, waar vroeger geen raad voor was. Dat was heel erg, maar mijn ouders waren heel gelovige mensen en mijn moeder heeft wel eens verteld dat ze er niet over in de rouw waren. Ja, dat kunnen veel mensen nu niet begrijpen, maar moeder zei altijd: "Nu ze nog klein waren, weet ik zeker dat ze in de Hemel zijn. En die mag ik ze niet misgunnen, want daar voed je ze toch voor op, en die zijn er alvast." Later zijn er nog zeven bijgekomen en moesten zij het oudste meisje ook weer verliezen, toen ze veertien was. Ze stierf aan fistel in haar hoofd, waar ook geen raad voor was. Maar dat vond moeder heel erg, want ze had er al een goede hulp aan. Ik was toen twee jaar en zat altijd bij haar in bed, vertelde moeder wel eens. Ze was zo gek op mij en het gaf haar wat afleiding zeker. Ze was altijd zo keurig in haar werk. Als ze uit de lering kwam zei moeder, moest ze wel in de la kijken of de lepels, vorken en messen wel gesorteerd lagen. En de stoelen moesten schuin op de plintjes staan, dat hoorde vroeger zo. (men zette in die tijd de stoelen met de achter over zo’n leven in armoede, in dit geval van boerenarbeiders, schreef de inmid dels overleden mevrouw Afie Hoogeboom-Meester op negentigjarige leeftijd een verslag. Zij werd geboren in de Slootgaard en groeide op in het sluis- huisje aan de Waarddijk 8 (nu bewoond door de fam. van der Eng). In deze eerste bloemlezing schrijft zij over het gezin van haar ouders, die op 3 mei 1878 trouwden. Op een lakonieke toon, zoals een Westfries dat nu eenmaal doet, horen we haar over kinderen, die als peuter stierven (...nou weet ik zeker, dat ze in de hemel zijn....), over een schoolmeester, die fouten maakt en over een geestelijk gehandicapt broer tje- Het Buitenmuseum te Enkhuizen. Duizenden mensen hebben dit museum bezocht. Wat zochten ze er? Verbazing over de kleine huisjes zonder daglicht, nu de bitter arme bewoner ze niet meer nodig hebben? Wat weten we eigenlijk over al die "gewone" mensen? Hoe knoopten die de eindjes aan elkaar?

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1992 | | pagina 4