EEN BEETJE TROUWE. 22. Waarland, juli 1992, Joop Zutt. Uit de 57e bundel van het historisch Genootschap Oud West-Friesland. Een voorwaarde was dat elk een deel van de ringdijk zou onderhouden, maar inge val van een dijk doorbraak zou het gat gedicht en de dijk worden hersteld voor gezamenlijke rekening. Het noodzakelijk onderhoud zou moeten plaatsvinden, zoals dat bij meerderheid van stemmen zou worden vastgesteld. Voor gezamenlij ke rekening kwam ook het schoonhouden en onderhouden van weg-, molen- en tochtsloten, evenals het onderhoud van de molen, de bruggen en de pompen binnen de polder en de Zijdewinderbrug. De ove rige sloten moesten worden onderhouden door de eigenaars van het naastgelegen land "ter wijdte en diepte als door de molenmeesters zou worden gekeurd". Tot zover deze samenvatting. In volgende nummers van "Toendertoid" willen we opnieuw aandacht besteden aan het Huis van Egmond, drooglegging van de Slootgaard, verkaveling en rechtspraak. Lamoraal van Egmond. de goederen van het voormalig Graafschap (met de Staten van Holland als bewindvoerders). Omdat land nu een maal meer inkomsten zou opleveren dan water vroeg Sabina van Egmond toestem ming aan de Staten van Holland om de Slootgaard droog te malen. Sabina zelf had niet de middelen om het werk te financieren. Zij zocht drie financieel sterke partners: Jonkheer Emmanuel Steenbom, Willem Schouten en Anthonis Sonck. Zij zouden de kosten van de bedijking voor hun reke ning nemen, (akte 1 mei 1590). De kosten van de bedijking vielen tegen. Er moest opnieuw onderhandeld worden over de voorwaarden. Na langdurige gesprekken stemde Heer Lamoraal, Graaf van Egmond (broer van de ondertussen gehuwde Sabina), er in toe dat het oude contract werd vernietigd en dat 1/3 deel van de drooggemaakte polder in eigen dom zou komen van de drie bedijkers. De kosten van het onderhoud zouden voor gezamenlijke rekening komen "morgen - morgens gelijk". Het land werd door een beëdigd landmeter en met behulp van een drietal assistenten gewaardeerd en in drie gelijke stukken verdeeld. Op 18 juli 1598 werd de scheiding en deling definitief geregeld. Het lot besliste welke twee kavels de Graaf en welke kavel de bedij kers in eigendom zouden krijgen. Ten overstaan van een notaris en getuigen werd de akte van toewijzing opgemaakt. Deze akte bevatte ook enkele voorwaar den en regels voor het toekomstig bestuur van de polder. “Hoe is ‘t met je dochter?” vroeg ik an buurvrouw. “Nou, ze hewwe een huis kocht. Zai en heur vriend, maar trouwe gane ze nag niet, nei guster benne ze nei de netaris weist om een samenlevingscontract te tekene. Om zes uur moste ze d’r weze. Wai zate toe net te eten en ik zee teugen Jan: "Op dut ogenblik skroive ze alletwei d’r naam, eigenlijk trouwe ze nou een beetje, maar zonder ons d’r bai en zonder feist. Wul je wel gelove buur, dat we hile- gaar gien trek meer hadde.... Ik kon de halft weggooie Ina Broekhuizen-Slot 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Toendertoid: Stichting Waarland van toen | 1992 | | pagina 24