g
had de vijand de
5
S
Nadat ik de vereiste rapporten en verklaringen
had ingeleverd, ontving ik het besluit, reke
ning houdend met mijn gedrag in de zeeslag
van de 11e oktober, dat alles werd goedge
keurd en dat ik daarom werd toegelaten
(ondanks mijn jonge leeftijd) tot het afleg
gen van een examen om daarna aangesteld te
worden tot luitenant. Op 6 december werd ik
als zodanig aangesteld.
Een nieuwe taak
In 1798 kwam ik weer in dienst, ditmaal op
het corvet Scipio en diende daarop tijdens de
landing van de Engelsen bij Callantsoog.
Vanwege de terugtrekking van ons Bataafse
leger en de enorme vloot van de vijand voor
onze kust werden wij gedwongen om ons met
onze ongewapende schepen terug te trekken.
Ter uitvoering van deze tocht werd mij het
commando opgedragen van de Admiraal
Kortenaar en zeilde ik met de schepen
Brutus, Neptrunus en Joan de Witt tot
voor Willemstad!
Terwijl wij daar lagen barstte er een algemeen
oproer bij mij aan boord uit. En dit oproer
was zo goed overlegd dat er te voren absoluut
geen vermoeden bestond. De aanvoerders
(Prinsgezinden) hadden de manschappen
weten wijs te maken dat zij in goed overleg
met de vijand waren en dat iedereen een
grote beloning wachtte als zij het schip aan
hen zouden overleveren. Het plan was nu
rijp voor de uitvoering en met het naderen
van de nacht vergaderden zij op het halfdek,
terwijl ik met de enige officier en cadet, op dat
moment aan boord, in de kajuit zat. Toeval
lig kwam ik alleen op het dek en werd gelijk
onder oproerig geschreeuw aangevallen. Mijn
verdediging was kort omdat mijn poignard,
het enige wapen dat ik kon grijpen, uit mijn
hand gleed toen ik die diep in de borst van de
hoofdaanvoerder had gestoken. Op hetzelfde
moment sloeg men mij met een schep en viel
ik flauw. Toen ik weer bijkwam lag ik in de
kajuit op tafel, sergeant Thomas Enderly had
mij gered door de woeste troep naar beneden
naar de genevervaten te lokken met de ver-
en begrepen. Daarna volgde het sein 799,
waarmee werd aangegeven dat hij van plan
was het gevecht de volgende nacht te hervat
ten. Het contrasein van de andere schepen gaf
aan dat men niet van plan was om ons daarin
te volgen.
lap, het er op om ons op te halen. Met deze
kundige man aan boord zeilden wij de volgen
de dag binnen op de rede van Hellevoetsluis.
Intussen brak de nacht aan en
gelegenheid gehad om zich ook wat te herstel
len en begon hun vloot al weer in beweging
te komen. Wat konden wij doen met een lek
schip, zwaar beschadigd tuig, ontmantelde
batterijen en ons restant aan verminkte en
afgematte bemanning. De wind nam verder
toe en het werd onmogelijk om op volle zee te
blijven. De dichtsbijzijnde haven Goeré, dat
voor ons bovenwinds lag, leek de beste optie
en dus voeren wij daarop aan. Middernacht
scheurden de enige zeilen die nog bruikbaar
waren en zo raakten wij vertraagd voor de
haven van Goeré konden wij vanwege het getij
de haven niet binnenvaren en moesten voor
de kust voor anker. In deze situatie werden wij
door twee fregatten, ieder met 40 kanonnen,
aangevallen, maar al snel keerden ze om en
dat zonder dat er doden of gewonden waren
te betreuren. De loodsen, die wij voortdurend
hadden geseind, dorsten niet naar buiten te
komen maar uiteindelijk waagde de tonnen-
legger voor Den Briel, genaamd Pieter Borst-
72
standbeeld van
admiraal Duncan in
Dundee Schotland
(zijn geboorteplaats)
Q
u
O
aai*