51 Het leek of alles in Catrijp soepel verliep, maar enkele jaren later, in 1733, dienden de brouwers bij het baljuwschap in Den Haag een klacht in.26 Er was geen baljuw meer, maar de oude organisatiestructuur onder de vroegere naam was blijven bestaan. De brouwers klaagden over ‘kwaadwilligen die van tijd tot tijd, bij nacht en ontij, pompen leggen, dammen doorgraven en daarbij beschoeiingen beschadigen teneinde het water op hun landen te leiden’. ‘Hierdoor werd het water afgeleid van de Krabbendam mer waterbak’, klaagden ze. Met Krabbendam mer bak bedoelden ze de bak aan het einde van de Catrijper Moor. Ze vroegen het baljuwschap (de Staten van Holland) om een ordonnantie uit te vaardigen die deze praktijken verbood met verwijzing naar de overeenkomst uit 1635, dat de schade hersteld moest worden en indien dit niet gebeurde de schuldigen beboet zouden worden. Hoe dit verder afliep is onbekend. Duidelijk is dat er onvrede was over de bestaan de situatie bij zowel bewoners als brouwers. Geregeld moest de Catrijper Moor worden uitgediept. In 1646 waren de onkosten die Catrijp hiervoor maakte door de brouwers vergoed. Daarna lieten de brouwers zelf een offerte maken en besteedden ze het werk uit. De Catrijper Moor werd daartoe in stuk ken verdeeld. Het zullen plaatselijke boeren of aannemers zijn geweest die op het werk intekenden.25 In 1699, 1713 en 1729 werd voordele van de Britten) en liet een grote staatschuld na.21 Deze schuld drukte de ge hele achttiende eeuw op de Republiek.22 Het was de reden om in 1720 de heerlijkheden die de Staten hadden vergaard door onteige ning na de Reformatie of door het uitsterven van adellijke families, zoals de Van Bredero- des, in de verkoop te doen. Voor regenten die tijdens de bloei van de Republiek veel geld hadden verdiend was dit een veilige beleg ging. De heerlijkheid leverde inkomsten uit tienden, wind-, tol-, veer- of visrechten. Bovendien verschafte de titel status.23 In 1722 kocht Johan Adriaan van Egmond van de Nijenburg de Heerlijkheid Schoorl. Door vererving via de vrouwelijke lijn kwam de heerlijkheid in 1742 in handen van Cornelis van Foreest en in 1761 van zijn zoon Dirk. Andere heerlijkheden in de omgeving van Alkmaar (Petten en Nolmerban, de drie Eg- monden en na 1833 Groet) kregen eveneens een Van Foreest als heer. Naast inkomen en status gaf het invloed op het lokaal bestuur. De ambachtsheren benoemden de schout, gaven verordeningen uit en wezen rechters aan voor eenvoudige zaken (lagere jurisdic tie). De familie van Foreest die lange tijd in het vroedschap van Alkmaar zat kon op deze wijze de belangen van de stad veilig stellen, zoals in ons geval de watervoorziening.24 Met deze onvrede in het hoofd, de moor die uitgaande van de vroegere regelmaat mogelijk opnieuw tegen hoge kosten uitgediept moest worden en vanwege het afnemend bierver- bruik laat het zich verklaren dat de brouwers in 1757 de overeenkomst uit 1635 opzegden. Ze gaven aan geen behoefte meer aan het water te hebben.27 De Alkmaarse bevolking was gekrompen en bovendien was de bevol king, niet alleen in Alkmaar maar in het hele land, meer koffie en thee gaan drinken. Uit de accijnsinkomsten blijkt dat het bierverbruik in Alkmaar in anderhalve eeuw was gedeci- meerd.28 Van de negen brouwerijen waren er nog maar vier over: de Gekroonde Star, Het Fortuyn, het Zwaard en In ’t Lam. op deze wijze voor rekening van het brou wersgilde de moor uitgediept. De verdien sten zullen voor de Catrijpers het gemis aan recognitie hebben gecompenseerd. 21 Wout Troost, Willem III, stadhouder-koning. 22 Henk Boels, Overheidsfinanciën tijdens de Republiek en het Koninkrijk, 1600-1850. 23 Frans Willem Lantinck (red), Heerlijkheden in Holland. 24 Maarten Prins. ‘Van stadsregenten tot land jonkers: de Jonkheren Van Foreest 1750-1920’. 25 Hun namen zijn bekend. RAA 0346, inv.nr 112, aanbesteding uitdiepen Catrijper Moor. 26 RAA 0346, inv.nr 29, waterbakken te Schoorl, brief 5 september 1733. 27 RAA 0808, inv.nr 11, renunciatie overeenkomst Catrijper Moor, 5 juli 1757. 28 Herman Kapitein, ‘Kaasstad van Holland’, in: Geschiedenis van Alkmaar, 243.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2020 | | pagina 51