i 49 15 Met dank aan dr. D. Aten van het Hoogheemraad schap Hollands Noorderkwartier die mij de andere betekenis van het woord pomp gaf. 16 Een placaet van de Staten van Holland en West-Vriesland in 1658 bepaalde dat biertonnen tussen 75 tot 78 dordtse stopen moesten zijn. Als een stoop 2,4 liter is dan komt dat neer op 180-187,2 liter. 17 RAA 0346, inv.nr. 29, waterbakken te Schoorl. Kopie van de uitspraak van 9 januari 1646 door notaris K.J. Schipper op 25 augustus 1733 opgesteld. Voor de baljuw was het tevens aanleiding tegelijkertijd een keur uit te vaardigen waarin Bierbrouwerij Het Wapen van Haer- lem, (Het Zwaard), in gebruik van begin 17e eeuw tot 1800, aan de Oude Gracht tegenover het nog be staande Wildemans Hofje. De brouwerij is gesloopt in 1809 (C.W. Bruinvis, 1842 naar een tekening uit 1790, Regionaal Archief Alkmaar) voorzien van een afsluitbare schuif.15 De Bom mers Moor lag op voldoende afstand van de Catrijper Moor, zodat het gevaar van vermen ging met het zuivere water gering was. 18 RAA 0346, inv.nr. 29, waterbakken te Schoorl, kopie van het contract 23 mei 1675 en ordonnantie 23 mei 1675 beide getekend door W van Bredero door notaris Van der Meersz. in 1690 opgesteld. 19 RAA 0808, inv.nr. 17, concept transactie molenmeesters en brouwers, z.d. Na tien jaar ontstond er een geschil tussen de be woners van Bregtdorp en Buitenduin met die van Catrijp. Het ging over het eigendom van de Cat- rijper Moor. Catrijp draaide op voor de kosten van het ‘phlieten’ (vlieten, laten stromen) van de moor die binnen haar grenzen lag, terwijl de andere dorpen wel profiteerden van de recognitie. Het leidde tot een proces. De stad Alkmaar benoemde een rechter. Deze hoorde beide partijen en ook de brouwers. De uitkomst was dat Catrijp van haar recognitie afzag tegen een eenmalige vergoe ding van 150 Carolus gulden. Dit dekte ook de gemaakte kosten voor het uitdiepen van de moor. De brouwers betaalden dit. Daarnaast zorgden de brouwers dat de drie dorpjes elk jaarlijks een ton16 bier ter waarde van zes gulden en twee zak ken rogge ontvingen ‘so lange wij ’t water uit de moorsloot ende tot Schoorldam halen’. Dit laatste was voor de goede verstandhouding. Bovendien vereerden ze de dorpjes met een gouden ruiter. Die zal wel besteed zijn voor het betalen van de proceskosten, want die moesten de dorpen ieder voor een derde betalen.17 Het lijkt een minnelijke schikking, waarbij de brouwers belang hadden bij een oplossing. Het valt op dat dit vonnis uit 1646 ‘Schoorldam’ noemde. In het contract van 1635 was dit niet het geval. Daarover straks meer. pompen met schuiven bij de Smeerlaan en Notweg.18 In een ander - ongedateerd - stuk komt eveneens naar voren dat de schuiven bij die wegen afwisselend om de week geopend of gesloten moesten worden.19 Kennelijk was waterbeheersing in die omgeving een kwestie die moest worden opgelost. Op die plek viel de keuze of het water naar de Catrijper Moor, Schoorldam of de polder in ging. In 1675 verzochten de brou wers aan baljuw Wolfert van Brederode, tevens ambachts heer van Schoorl, hun contract met de poldermeesters te mo gen verlengen. Op zich was dit verzoek niet nodig, maar in het Het wapen van Van Brederode nieuwe contract stonden nu bepalingen over (bron Wikipedia) Het water uit de Catrijper Moor liep via een pomp onder de dijk door naar de waterbak aan de Rekere. Daar haalden de waterschuiten het water. De waterbak was al aanwezig voor het contract werd gesloten. Sedert wanneer is on bekend. De buren van de drie Schoorlse dorpjes aan de Grootdammerpolder ontvingen van de brouwers jaarlijks een vergoeding (recognitie). Hoe hoog die was is niet vermeld, ook in latere contracten niet. Het contract was een gewich tige zaak gezien de vele betrokkenen. Fh 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2020 | | pagina 49